ECLI:NL:RBDHA:2024:2353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/09/605859 / FA RK 21-171
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot hervatting van begeleide omgang tussen vader en dochter na eerdere stopzetting door problematiek

In deze zaak verzoekt de vader om hervatting van de begeleide omgang met zijn vijfjarige dochter, nadat deze eerder was stopgezet vanwege zijn problematische gedrag, waaronder drugsgebruik en agressieve uitingen. De rechtbank heeft de beschikking op 7 februari 2024 gewezen, waarbij het verzoek van de vader werd afgewezen. De vader had eerder deelgenomen aan een zorgtraject bij het Wilmahuis, maar dit was in de zomer van 2022 stopgezet vanwege zijn onbetrouwbaarheid en de aanwezigheid van een vuurwapen tijdens een begeleid bezoek. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage aangegeven dat het belangrijk is dat het kind haar vader leert kennen, maar dat de vader momenteel niet in staat is om een veilige omgang te waarborgen. De rechtbank heeft overwogen dat de vader onvoldoende vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling en dat er te veel onzekerheid is over zijn situatie. De moeder heeft geen vertrouwen meer in de vader en vindt omgang te belastend voor het kind. De rechtbank heeft besloten dat het belang van het kind en de moeder op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de vader om omgang te hebben. De vader kan in de toekomst opnieuw een verzoek indienen, mits hij kan aantonen dat hij zijn problematiek heeft aangepakt en dat er een behandelplan is waaruit blijkt dat hij in staat is om een veilige omgang te bieden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-171
Zaaknummer: C/09/605859
Datum beschikking: 7 februari 2024

Omgang

Beschikking op het op 5 januari 2021 ingekomen verzoek van:

[vader],

de vader,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek te 's-Gravenhage, voorheen ook mr. T. Grootenhuis te
's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[moeder],

de moeder,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat: mr. T. Kahya-Ekinci te Delft, voorheen mr. Z. Benguedda te 's-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 28 november 2022 van deze rechtbank is een beslissing ter zake van de omgangsregeling aangehouden en is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten en ook de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • de brief van 9 mei 2023 van de Raad;
  • het rapport en advies van de Raad van 13 september 2023, kenmerk [kenmerknummer].
Op 10 januari 2024 is de behandeling op de zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Standpunten

Raadsrapport
[kind] heeft nu ruim een jaar geen contact meer met de vader. Er zijn geen signalen dat zij hier last van ervaart. Dat betekent niet dat zij haar vader niet mist. Bij het Wilmahuis is gezien dat er een hechte vader-dochter band en wederzijdse affectie was. De Raad vindt het belangrijk dat [kind] haar vader leert kennen. Er zijn geen zorgen over [kind]'s sociaal-emotionele ontwikkeling, haar basisvertrouwen en haar gevoel van veiligheid. De Raad deelt wel de zorgen van de moeder en het Wilmahuis over de persoonlijke situatie en problematiek van de vader (drugsgebruik en bedreigingen richting de vader). De vader heeft geen eigen woning. Daarnaast is er sprake van een detentieverleden, verslavingsproblematiek, drugsproblematiek en volgens de huisarts forse schuldproblematiek. Op 26 mei 2023 is de vader veroordeeld voor gevaarlijk rijgedrag en rijden onder invloed. Het is positief dat de vader in staat is om hulp te zoeken, maar het lukt hem tot nu toe niet om van de aangeboden hulpverlening te profiteren. De moeder heeft veel moeite gedaan om het contact tussen [kind] en de vader te behouden. Zij heeft de vader meerdere keren met [kind] bezocht toen hij in detentie zat. Daarnaast heeft zij meegewerkt aan de begeleide omgang bij het Wilmahuis en bij de vader thuis. In juni 2022 heeft het Wilmahuis besloten om de begeleide omgang stop te zetten. De persoonlijke problematiek en het drugsgebruik van de vader waren zodanig aanwezig dat het hem niet lukte om de omgang op een juiste manier te laten verlopen voor [kind]. De moeder heeft nu geen vertrouwen meer in de vader. Zij vindt omgang met de vader te belastend voor [kind] en staat hier niet meer achter. De Raad stelt dat het ontbreken van contact met de vader maakt dat [kind] in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De Raad acht een omgangsregeling met de vader enkel in het belang van [kind] als zij tijdens de omgang niet wordt belast met de persoonlijke problematiek van de vader. Dit betekent dat de vader tijdens de omgang clean is van verdovende middelen, hij kan aansluiten bij [kind], hij zijn afspraken nakomt en onder behandeling staat van een psycholoog/therapeut. De Raad vindt dat de vader op dit moment niet in staat is tot omgang met [kind]. Hij is niet betrouwbaar in het nakomen van de afspraken, praat negatief over de moeder in het bijzijn van [kind] en heeft agressief gedrag getoond richting [kind] en de omgangsbegeleider. Daarnaast heeft de vader bij de huisarts aangegeven zich depressief en angstig te voelen en dat het hem niet lukt om zijn leven op de rit te krijgen. De Raad adviseert om de behandeling van het verzoek met acht maanden aan te houden. Het is volgens de Raad noodzakelijk dat de vader zich in de tussentijd onder behandeling van de Brijder en de GGZ stelt. Dit hulpverleningstraject dient te worden afgewacht voordat er een omgangsregeling kan worden vastgesteld. De Raad adviseert om, na ontvangst van de verklaringen van de behandelaren, de Raad aanvullend onderzoek te laten uitvoeren.
Standpunt vader
De vader heeft op de zitting het volgende aangegeven. Hij is nu in behandeling bij het topteam van Parnassia. Daar krijgt hij hulp van een psycholoog en een begeleider die hem helpt bij praktische zaken zoals schulden. De vader krijgt ook medicatie voor emotieregulatie. Daarnaast heeft hij bij HousingFirst zicht op een woning binnen drie tot zes maanden. De vader is nog niet volledig vrij van middelengebruik, maar dit is wel aanzienlijk verminderd. Hij is hard aan het werk om zijn leven op de rit te krijgen. De vader vraagt daarom om de zaak aan te houden voor drie tot zes maanden. Hij hoopt zijn harde werk dan met stukken te kunnen onderbouwen. Verder wenst de vader dat er al een verwijzing naar het Wilmahuis komt, zodat hij daar alvast op de wachtlijst kan staan. In dat geval kan er sneller aan het contactherstel met [kind] worden gewerkt wanneer hij daar klaar voor is.
Standpunt moeder
De moeder geeft aan dat zij altijd heeft meegewerkt aan de omgang tussen [kind] en de vader. Zij heeft [kind] vaak teleurgesteld aangetroffen, omdat de vader te laat of helemaal niet kwam. De moeder heeft daarom geen vertrouwen meer in het opnieuw starten van een traject voor begeleide omgang bij het Wilmahuis. Zij wil eerst de zekerheid krijgen dat de vader zijn leven op orde heeft en de afspraken over de omgang gaat nakomen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Aan de rechtbank ligt nu nog voor het verzoek van de vader voor vaststelling van een omgangsregeling met [kind].
De rechtbank zal de zaak niet langer aanhouden en dit verzoek van de vader afwijzen. De rechtbank overweegt daarbij het volgende. De vader heeft de kans gekregen om via het Wilmahuis de begeleide omgang op gang te brengen. Dat is niet goed gegaan. De omgang met [kind] is medio 2022 door de eigen gedragingen van de vader stopgezet. Het Wilmahuis heeft toen aangegeven dat voortzetting van de begeleide omgang niet langer in het belang van [kind] was. In het huis van vader werd tijdens een begeleid bezoek van [kind] aan haar vader een vuurwapen aangetroffen in zijn huis. Verder heeft hij zich tijdens een ander omgangsmoment agressief uitgelaten tegen de begeleiding in het bijzijn van [kind]. Ook had hij cannabis meegenomen naar een omgangsmoment. Het Wilmahuis oordeelde dat de persoonlijke problematiek en het drugsgebruik van de vader zodanig aanwezig waren dat er hierdoor geen sprake kon zijn van onbelaste en veilige omgang met [kind]. Op dit moment is er te weinig zicht op de behandeling van de vader en de duur hiervan. Zijn precieze diagnose is niet bekend en er is geen behandelplan overgelegd. Er is daarom geen concrete aanwijzing dat de behandeling van de vader na drie, zes of acht maanden zal zijn geslaagd. Gebleken is dat de procedure spanning en druk voor de moeder oplevert. De rechtbank is van oordeel dat van de moeder niet langer gevergd kan worden om het behandeltraject af te wachten en in onzekerheid te leven. De moeder en [kind] hebben belang bij rust en dat weegt momenteel zwaarder dan het belang van de vader om omgang met [kind] te hebben. Het is nu aan de vader om zich in te zetten voor zijn behandeltraject en te bewijzen dat de bovengenoemde problematiek tot het verleden behoort. Wanneer dat het geval is kan hij opnieuw een verzoek tot omgang indienen, ondersteund door rapporten van zijn behandelaars.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de vader voor vaststelling van een omgangsregeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 februari 2024.