ECLI:NL:RBDHA:2024:2346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/09/661700/KG RK 24-242, 244, 246, 247, 249, 252 en 254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedures met verzoek tot uitstel

Op 22 februari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van meerdere verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde. De verzoekers hebben de wraking ingediend tegen mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter in de rechtbank, naar aanleiding van een afwijzing van een uitstelverzoek voor een zitting die op 15 februari 2024 gepland stond. De verzoekers waren betrokken bij zeven afzonderlijke bestuursrechtelijke zaken tegen beslissingen van de directeur gemeentebelastingen van de gemeente Den Haag. De gemachtigde had op 12 januari 2024 om uitstel verzocht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er te veel verhinderdagen waren opgegeven. Op 15 februari 2024, vlak voor de zitting, heeft de gemachtigde de rechter gewraakt, stellende dat de rechter vooringenomen was door de korte termijn van de zitting en het niet honoreren van het uitstelverzoek.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het uitstelverzoek een procedurele beslissing is en dat deze beslissing op zichzelf geen grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden. De beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen, met inachtneming van het aantal opgegeven verhinderdagen, gaf geen blijk van vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de onderliggende procedures voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummers: 2024/11 tot en met 2024/17
zaak- /rekestnummer: C/09/661700 / KG RK 24-242, 244, 246, 247, 249, 252 en 254
Beslissing van 22 februari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op de verzoeken van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ;
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ;
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ;
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ;
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ;
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ;
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde van de verzoekers: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 februari 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met de nummers SGR 23/664, SGR 23/662, SGR 23/446, SGR 23/247, SGR 23/263, SGR 23/187 en SGR 23/176 (hierna: de hoofdzaken). In de hoofdzaken heeft de gemachtigde namens verzoekers beroep ingesteld tegen een beslissing op een bezwaarschrift van de directeur gemeentebelastingen van de gemeente Den Haag. Dit betreffen zeven aparte zaken. Verzoekers en de gemachtigde zijn op 5 januari 2024 uitgenodigd voor een zitting op 15 februari 2024, waarop de zeven zaken afzonderlijk van en na elkaar zouden worden behandeld. Op 12 januari 2024 heeft de gemachtigde uitstel van de zitting verzocht, aangezien hij die dag een andere zitting heeft. Daarbij heeft de gemachtigde zijn verhinderdata over de periode van 29 januari 2024 tot en met 30 juni 2024 opgegeven. Op 1 februari 2024 is het verzoek van de gemachtigde tot uitstel van de zitting afgewezen, omdat de gemachtigde in de gevraagde periode teveel verhinderdagen heeft opgegeven. Op 13 februari 2024 heeft de gemachtigde nogmaals om uitstel van de zitting verzocht. Dat verzoek is op 14 februari 2024 afgewezen.
De gemachtigde heeft vervolgens op 15 februari 2024, vlak voor aanvang van de zitting, de rechter gewraakt.
2.2.
De gemachtigde heeft blijkens het schriftelijke verzoek – kort samengevat –aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter vooringenomen is omdat de zitting op een zeer korte termijn is ingepland en de rechter geen rekening wilde houden met de verhinderdagen van de gemachtigde.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit het wrakingsverzoek leidt de wrakingskamer af dat de gemachtigde de rechter heeft gewraakt omdat zij – kort samengevat – tot tweemaal toe een uitstelverzoek niet heeft gehonoreerd.
3.3.
Een beslissing op een uitstelverzoek is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Voor wat betreft de motivering geldt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een onjuiste, onbegrijpelijke, gebrekkige of te summiere motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is hier niet aan de orde. De beslissing van de rechter en de daarvoor gegeven motivering om de verzoeken tot uitstel af te wijzen geeft, mede gelet op het grote aantal opgegeven verhinderdagen van de gemachtigde, geen blijk van vooringenomenheid.
3.5.
Slotsom is dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedures worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoekers, p/a hun gemachtigde;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en E.A.W. Schippers, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.