ECLI:NL:RBDHA:2024:23357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verzoekster, die in beroep is gegaan tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, heeft haar beroep ingetrokken nadat verweerder alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden, omdat de beslissing pas na het indienen van het beroep is genomen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 437,50 voor de gemaakte proceskosten, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 5 september 2024.