ECLI:NL:RBDHA:2024:2334
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser, die buiten behandeling was gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft op 9 februari 2024 geoordeeld dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris in strijd was met artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De eiser had zijn asielaanvraag ingediend op 18 augustus 2022 en had tijdelijke bescherming gekregen op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming. De Staatssecretaris had de asielaanvraag buiten behandeling gesteld omdat de eiser niet had gereageerd op verzoeken om informatie, waaronder een vragenlijst. De rechtbank oordeelde echter dat de vragenlijst geen verzoek om informatie bevatte dat van wezenlijk belang was voor de asielaanvraag. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 875,-.