ECLI:NL:RBDHA:2024:23323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
NL24.34843 en NL24.34844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en voorlopige voorziening van Nigeriaanse eiseres met medische en kwetsbaarheidseisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 november 2024, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag en haar verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. De eiseres, geboren in 1987, heeft op 11 januari 2024 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 5 september 2024 is afgewezen met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag. De rechtbank heeft op 28 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. De eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat haar situatie uitzonderlijk kwetsbaar is, noch dat de medische zorg in Spanje onvoldoende zou zijn. De rechtbank wijst het beroep van de eiseres af, evenals haar verzoek om een voorlopige voorziening, en concludeert dat de minister op goede gronden de aanvraag niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank benadrukt dat de eiseres geen recht heeft op proceskostenvergoeding.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank verwijst naar relevante Europese wetgeving en eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak ter ondersteuning van haar oordeel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.34843 (beroep)
NL24.34844 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres],

geboren op [geboortedatum] 1987, van Nigeriaanse nationaliteit, eiseres en verzoekster, hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. M.B. Ullah),
en

de minister van Asiel en Migratie, hierna: de minister

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en haar verzoek om een voorlopige voorziening, inhoudende dat zij tijdens de beroepsprocedure niet uit Nederland uitgezet mag worden.
1.1.
De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 september 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. [1]
1.2.
Eiseres heeft op 5 september 2024 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 28 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, I. Onwuegbucho als tolk in de taal Pidgin-Engels en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt allereerst vast dat de minister en eiseres, zoals op de zitting besproken, de kennisgeving van de aangifte van eiseres voor mensenhandel, de reactie van de officier van justitie op de aangifte en de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking “humanitair tijdelijk” hebben ingebracht. De rechtbank zal deze documenten dan ook meenemen in het oordeel. Voor zover eiseres nog andere documenten na de zitting heeft ingebracht, neemt de rechtbank dit niet mee bij de beoordeling.
3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres en het verzoek om een voorlopige voorziening. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Besluitvorming
5. Eiseres heeft op 11 januari 2024 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft deze asielaanvraag met het besluit van 5 september 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de minister de autoriteiten van Spanje verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Uit EU-VIS [2] is namelijk gebleken dat eiseres door Spanje in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig is van 10 november 2023 tot 22 december 2023. De minister heeft de autoriteiten van Spanje op 28 maart 2024 een verzoek om overname voor eiseres verzonden op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. [3] De autoriteiten van Spanje hebben niet binnen twee maanden gereageerd. Daarom staat sinds 29 mei 2024 de verantwoordelijkheid van Spanje vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiseres voert aan dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. De update van 2023 van het AIDA [4] -rapport bevestigt dat er in Spanje sprake is van ‘grote tekortkomingen in het asielsysteem ten aanzien van slachtoffers van mensenhandel’, dit geldt ook ten aanzien van de beschikbaarheid van medische voorzieningen. Dat eiseres geen persoonlijke ervaringen heeft gehad met de kwaliteit en de opvangvoorzieningen in Spanje maakt dit niet anders. De tekortkomingen blijven en klagen bij de Spaanse autoriteiten heeft ook geen nut volgens het AIDA-rapport.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de minister er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het algemeen op mag vertrouwen dat de lidstaten die partij zijn bij de Dublinverordening – waaronder ook Spanje – hun internationale verplichtingen nakomen. Dit betekent dat de minister mag uitgaan van het vermoeden dat de behandeling van eiseres na overdracht aan Spanje in overeenstemming is met de bepalingen uit het EVRM [5] , het Handvest [6] en het Vluchtelingenverdrag. [7] Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat in haar geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan, omdat de asielprocedure in Spanje een fundamentele systeemfout bevat die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt als bedoeld in het arrest Jawo [8] van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
6.2.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in onder meer de uitspraken van 24 juni 2024 [9] , 1 december 2023 [10] en 8 juni 2023 [11] heeft geoordeeld dat ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiseres om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat Spanje internationale verplichtingen niet nakomt, met betrekking tot bijvoorbeeld de medische voorzieningen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hier niet in is geslaagd. Het aangehaalde AIDA-rapport waarnaar eiseres verwijst, is namelijk al betrokken in bovengenoemde uitspraken van de Afdeling. Daarnaast is ook niet gebleken dat eiseres, bij problemen in Spanje, niet zou kunnen klagen bij de Spaanse autoriteiten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kwetsbaarheid en medische problemen
7. Eiseres stelt vervolgens dat zij in haar specifieke omstandigheden, vanwege haar kwetsbaarheid, niet overgedragen kan worden aan Spanje. Zij doet dan een beroep op de arresten [naam 1] [12] en [naam 2]. [13] Eiseres wijst daarbij met name op haar verleden en haar psychische problematiek. Eiseres is namelijk biseksueel, slachtoffer van mensenhandel en zij is in Nederland gedwongen om in de prostitutie te werken waardoor zij mentale klachten heeft gekregen, zoals een depressie. Eiseres voert aan dat de minister in dit kader onvoldoende gemotiveerd heeft waarom zij niet gezien kan worden als een kwetsbaar persoon in de zin van het arrest [naam 1]. Ook stelt eiseres dat de minister gelet op het arrest [naam 2]. onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de medische stukken en de hierboven genoemde ervaringen. Gelet op het traumatische verleden van eiseres, de zorg die zij in Nederland ontvangt en gelet op de informatie uit het AIDA-rapport over de toegang tot de medische voorzieningen in Spanje, meent eiseres dat in haar geval sprake is van een situatie als bedoeld in het arrest [naam 2]. Bij eiseres is er namelijk sprake van een ernstige mentale aandoening en de overdracht zou een reëel en bewezen risico inhouden op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand van eiseres.
7.1.
Op grond van het arrest [naam 1] dient de minister, in geval van bijzondere kwetsbaarheid van de vreemdeling, om individuele garanties te vragen voordat de minister de vreemdeling overdraagt. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere kwetsbaarheid. Eiseres heeft ten eerste niet duidelijk gemaakt in welk kader haar biseksualiteit van invloed zou kunnen zijn op de gestelde kwetsbaarheid. Daarnaast overweegt de rechtbank dat weliswaar blijkt dat eiseres in zekere zin kwetsbaar is, vanwege haar psychische problemen, de mensenhandel en het seksueel geweld dat zij stelt te hebben meegemaakt, maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bijzondere bescherming in de zin van het arrest [naam 1] nodig heeft. Eiseres heeft niet nader geconcretiseerd welke specifieke hulp of behandeling zij vreest in Spanje niet te zullen krijgen. Daarnaast kan, gelet op hetgeen eerder is overwogen, ten aanzien van Spanje worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ook waar het gaat om bijzonder kwetsbare asielzoekers. Uit het ingebrachte AIDA-rapport 2023 update blijkt niet dat er onvoldoende medische voorzieningen zijn voor asielzoekers. Ook blijkt niet uit het rapport dat er geen zorg is voor getraumatiseerde asielzoekers. Wel vermeldt het rapport dat er beperkte toegang is tot die zorg, maar dat maakt niet dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen toegang zal hebben tot hulpverlening voor haar mentale problemen. Bovendien blijkt dat er verschillende ngo [14] ’s zijn die zich ontfermen over vluchtelingen met behoeften op het gebied van de mentale gezondheidszorg. [15] Eiseres heeft ook niet gevraagd om individuele garanties aan de overdracht te verbinden met betrekking tot de toegang tot die zorg in Spanje. Het beroep op het arrest [naam 1] slaagt daarom niet.
7.2.
Ook is de rechtbank van oordeel dat het beroep op het arrest [naam 2]. niet slaagt. Eiseres heeft namelijk niet met stukken onderbouwd of op andere wijze aannemelijk gemaakt, dat haar medische situatie aanzienlijk en onomkeerbaar zal verslechteren door de overdracht zelf en dat ter afwending daarvan een medische overdracht noodzakelijk is. Uit het overgelegde medisch dossier van eiseres kan wel worden afgeleid dat er sprake is van een depressie en dat zij zich verdrietig voelt vanwege haar Dublinprocedure. Ook staat in haar medische stukken dat zij bang is om Nederland te verlaten omdat zij niet weet hoe ze met een nieuwe verandering om moet gaan, dat zij zich hier eindelijk veilig voelt, dat zij bang is ergens anders opnieuw te beginnen en dat zij zich zo angstig heeft gevoeld over dit onderwerp dat zij een tijd lang haar kamer niet is uitgekomen. De rechtbank begrijpt dat dit een zeer moeilijke situatie voor eiseres is, maar hieruit kan niet afgeleid worden dat haar gezondheidstoestand zo slecht is dat de overdracht een reëel en bewezen risico zou inhouden op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand.
Artikel 17 van de Dublinverordening
8. Eiseres stelt dat zij een bijzonder kwetsbaar persoon is in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening en dat daarom de minister de asielaanvraag van eiseres in behandeling zou moeten nemen. De minister miskent volgens eiseres dat de Dublinprocedure en de eventuele strafbare feiten twee verschillende zaken zijn en dat de Dublinprocedure enkel strekt ter vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. Eiseres doet namelijk juist in de Dublinprocedure in het kader van de mensenhandel en de gedwongen prostitutie een beroep op de uitzondering van artikel 17. Eiseres heeft namelijk onderbouwd dat er humanitaire redenen zijn waarom Nederland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag en dat de mogelijkheid van het doen van aangifte in Spanje niet gegarandeerd is. De minister is hier volgens eiseres onvoldoende op ingegaan. Bovendien is Nederland het meest geschikte land voor eiseres en ook daarom dient Nederland de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Op de zitting heeft eiseres dit aangevuld door aan te voeren dat zij in Nederland een netwerk om zich heen heeft gecreëerd waarbij zij zich veilig voelt en haar verhaal kan doen.
8.1.
De rechtbank overweegt dat als een lidstaat op grond van de criteria van de Dublinverordening niet verplicht is een asielaanvraag in behandeling te nemen, die lidstaat op grond van artikel 17 van de Dublinverordening een asielaanvraag ook onverplicht in behandeling kan nemen. In het beleid van de minister [16] staat dat van deze bevoegdheid terughoudend gebruik wordt gemaakt, onder meer in de situatie dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen. Gelet daarop moet de rechtbank dit terughoudend toetsen.
8.2.
Uitgaande van de terughoudende toetsing is de rechtbank van oordeel dat de minister in het door eiseres aangevoerde geen aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank kan de minister volgen in het standpunt dat de aangifte wegens mensenhandel en de zedendelicten niet voldoende zijn om tot de conclusie te komen dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden om de asielaanvraag in Nederland in behandeling te nemen. Daar komt bij dat eiseres inmiddels aangifte heeft gedaan en dat de officier van justitie heeft laten weten dat de zaak niet verder strafrechtelijk zal worden onderzocht. Ook maakt de invoelbare wens van eiseres dat zij graag in Nederland zou blijven omdat zij gewend is geraakt aan de omgeving en hier een netwerk van mensen heeft gecreëerd aan wie zij haar verhaal kan doen, niet dat de minister toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Daarnaast heeft eiseres niet onderbouwd waarom Nederland voor haar het meeste geschikte land is om haar asielaanvraag in behandeling te nemen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister op goede gronden de aanvraag van eiseres niet in behandeling heeft genomen.
10. Omdat met deze uitspraak op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.
11. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak NL24.34843:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak NL24.34844:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.L.C.M. Ficq, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Roefs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Europese Unie – Visum Informatie Systeem.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Asylum Information Database.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
8.Arrest van 19 maart 2019 in de zaak C-163/17, ECLI:EU:C:2019:218.
9.Uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.
10.Uitspraak van de Afdeling van 1 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4473.
11.Uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2231.
12.Het arrest van het EHRM van 4 november 2014, [naam 1] tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
13.Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie 16 februari 2017, [naam 2]. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
14.Niet-gouvernementele organisatie.
15.Zie pagina 124 en 125 van het AIDA-rapport 2023 update.
16.Paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.