ECLI:NL:RBDHA:2024:23291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
23/1179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verlenging termijn voor medisch onderzoek in het kader van de Wmo 2015

In de tussenuitspraak van 4 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Dit volgt op eerdere tussenuitspaken waarin de rechtbank verweerder de tijd had gegeven om een medisch advies aan te vragen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de termijn voor het verkrijgen van dit advies te kort was en heeft daarom de termijn opnieuw verlengd. De rechtbank heeft overwogen dat de correspondentie van verweerder, waarin hij aangeeft zich in te spannen voor een spoedige behandeling van de aanvraag, kan worden gezien als een verzoek om verlenging van de termijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de oorspronkelijk bepaalde termijn te kort is gebleken en dat een andere beslissing waarschijnlijk tot een minder finale vorm van geschilbeslechting zou leiden. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is gedaan door rechter J.B. Wijnholt in aanwezigheid van griffier E.P.A. Stok en is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1179

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Zennipman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H. Buizert).

Procesverloop

In de tussenuitspraak van 9 april 2024 (tussenuitspraak 1) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. In de tussenuitspraak van 25 juli 2024 (tussenuitspraak 2) heeft de rechtbank naar aanleiding van het verzoek van verweerder (bij brief van 18 juli 2024) de gestelde termijn verlengd met twaalf weken. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar tussenuitspraak 1.

Overwegingen

In vervolg op de brief van 18 juli 2024 heeft verweerder op 2 september 2024 de rechtbank geïnformeerd dat het tijdelijk toegekende pgb voor sociaal en persoonlijk functioneren voor tien uur ondersteuning per week aan eiseres is verlengd. De toekenning loopt daarmee tot en met 31 januari 2024. De reden van verlenging is dat verweerder verwacht dat het medisch onderzoek niet afgerond zal zijn vóór de afloopdatum van de eerdere toekenning, te weten 31 oktober 2024.
In tussenuitspraak 2 is overwogen dat de instantie die is gevraagd om het medisch onderzoek uit te voeren, de opdracht heeft geweigerd. Op 25 oktober 2024 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat de tweede instantie de opdracht eveneens heeft geweigerd. Derhalve heeft verweerder een derde instantie benaderd, Trompetter en Partners. Bij de verzending van de aanvraag door verweerder voor het medisch advies bij deze instantie is er kennelijk iets misgegaan, waardoor de aanvraag niet is ontvangen. Verweerder heeft opnieuw een aanvraag gedaan en aangegeven dat hij met Trompetter en Partners de mogelijkheid heeft besproken voor een spoedbehandeling.
De rechtbank heeft eiseres verzocht om een reactie naar aanleiding van de brieven van 2 september 2024 en 25 oktober 2024 van verweerder. De rechtbank heeft binnen de gestelde termijn geen reactie ontvangen van eiseres.
De rechtbank ziet uit het oogpunt van proceseconomie aanleiding om over te gaan tot verlenging van de in tussenuitspraak 2 genoemde termijn. Zoals reeds overwogen in tussenuitspraak 2 wordt slechts in bijzondere gevallen een verzoek om verlenging ingewilligd van de in de tussenuitspraak gestelde termijn. Het verzoek om verlenging moet daarom zijn gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1]
5. De rechtbank beschouwt de correspondentie van verweerder, waarin wordt aangegeven dat verweerder zich inspant voor een spoedige behandeling van de aanvraag voor een medisch advies, als een verzoek om verlenging van de termijn.
6. In tussenuitspraak 1 heeft de rechtbank onder meer overwogen dat verweerder opnieuw onderzoek zal moeten doen, waarbij een specifiek deskundig oordeel en advies niet zal kunnen ontbreken. De reden waarom de rechtbank de termijn (nogmaals) verlengt is omdat verweerder het medisch onderzoek wil laten uitvoeren door een externe deskundige. Na twee opdrachtweigeringen is nu een derde instantie benaderd, waarbij verweerder de mogelijkheden voor een spoedbehandeling heeft besproken.
7. De rechtbank acht dit een bijzonder geval dat verlenging van de termijn rechtvaardigt, omdat de oorspronkelijk bepaalde termijn te kort is gebleken en elke andere beslissing van de rechtbank naar alle waarschijnlijkheid tot een minder finale vorm van geschilbeslechting leidt. Verder neemt de rechtbank mede in overweging dat er door verweerder een tijdelijke indicatie van 10 uur ondersteuning per week aan eiseres is toegekend. Verweerder heeft deze tijdelijke indicatie inmiddels verlengd omdat het onderzoek nog niet is uitgevoerd. De rechtbank gaat er evenwel van uit dat verweerder in staat zal zijn om binnen de (verlengde) termijn de gebreken te herstellen.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in tussenuitspraak 1;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de ABRvS van 29 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM4478 en 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2011:BT2162.