ECLI:NL:RBDHA:2024:23255
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen late bekendmaking van toewijzing asielaanvraag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de datum en bekendmaking van het besluit waarmee zijn asielaanvraag is ingewilligd. Eiser heeft op 30 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 april 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure ingewilligd. Eiser en zijn gemachtigde hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft eiser gevraagd om op het verweerschrift te reageren. Eiser heeft verwezen naar zijn eerdere beroepsgronden. Omdat de rechtbank geen vragen meer voor partijen had, is het beroep met instemming van verweerder zonder zitting afgedaan.
Eiser is geboren op [geboortedag] 1985 en heeft de Syrische nationaliteit. Verweerder heeft niet op tijd een besluit genomen over de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft hiertegen een beroep niet tijdig nemen van een besluit ingediend. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder acht weken de tijd gegeven om alsnog een besluit te nemen. Verweerder heeft op 9 april 2024 het bestreden besluit bekendgemaakt en aan eiser toegestuurd. Het besluit is gedateerd op 14 december 2023. Met het besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser stelt de termijn van drie maanden te hebben gemist om te kunnen verzoeken om de nareis van zijn gezin. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het besluit op goede gronden genomen is en eiser hierdoor niet is benadeeld. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedateerd op 14 december 2023 en dat het besluit op 9 april 2024 aan eiser bekend is gemaakt. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de vermelding in het bestreden besluit dat de aan eiser verleende verblijfsvergunning geldig zou zijn van 30 augustus 2022 tot 30 augustus 2023 een kennelijke verschrijving is. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat verweerder zich had moeten uitlaten over een dwangsom gelet op de uitspraak van 13 februari 2024.
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit ongewijzigd in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.