ECLI:NL:RBDHA:2024:23237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
AWB 23/9828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor arbeid in loondienst op basis van dwingende afwijzingsgronden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (gvva). De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 18 januari 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiser is bij het besluit van 9 augustus 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren, evenals een deskundige van het UWV.

Eiser, van Syrische nationaliteit en in het bezit van een verblijfsvergunning in Duitsland, wil als pizzabakker werken bij de onderneming van zijn familie. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat deze niet compleet was en er geen ondertekende bijlage en antecedentenverklaring waren overgelegd. Het UWV heeft negatief geadviseerd, omdat er voldoende mensen beschikbaar zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt voor de functie van pizzabakker. Eiser betwist de afwijzing en stelt dat er geen personeel te vinden is voor de functie.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen op basis van drie dwingende afwijzingsgronden uit de Wet arbeid vreemdelingen. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning en dat de afwijzing van de aanvraag terecht is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/9828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde]),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de namens hem ingediende aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (gvva).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 18 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Ook aanwezig was mr. S. Kruijthof als deskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de namens eiser ingediende aanvraag voor een mvv. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser tegen de afwijzing heeft ingebracht, de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De situatie van eiser
4. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is in het bezit van een verblijfsvergunning in Duitsland. Hij wil gaan werken als pizzabakker bij [bedrijf] (de beoogde werkgever). Dit is de onderneming van de broer en schoonzus van eiser. Zij hebben namens eiser de aanvraag voor een mvv ingediend.
Het besluit van de minister
5. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat deze niet compleet was. Bij de aanvraag is namelijk geen ondertekende bijlage ‘Gegevens vacaturevoorzieningen’ en geen ondertekende antecedentenverklaring overgelegd. In bezwaar heeft eiser deze gegevens alsnog overgelegd. De minister heeft vervolgens het UWV om advies gevraagd. Het UWV heeft negatief geadviseerd, omdat er voor de beoogde functie van pizzabakker voldoende mensen beschikbaar zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt (het zogenaamde prioriteitgenietend aanbod). Ook heeft de beoogde werkgever van eiser de vacature niet tijdig voorafgaand aan de aanvraag bij het UWV gemeld. Tot slot is niet gebleken dat de beoogde werkgever voldoende wervingsinspanningen heeft verricht om de vacature vervuld te krijgen. De minister heeft daarom het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
De argumenten van eiser
6. Eiser betoogt dat de minister de aanvraag onterecht heeft afgewezen. Volgens eiser is de informatie van het UWV, dat er voldoende mensen beschikbaar zijn binnen Nederland en/of de Europese Unie, onjuist. Volgens de beoogde werkgever heeft er niemand gereageerd op de vacature en is er geen personeel te vinden voor de functie van pizzabakker.
De regelgeving waaraan de rechtbank moet toetsen
7. De minister kan een mvv verlenen als is aangetoond dat de aanvrager voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning. [2] De minister kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ verlenen als er geen afwijzingsgrond van toepassing is uit de artikelen 8 en 9 van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). [3]
7.1.
In artikel 8, eerste lid, van de Wav staan de afwijzingsgronden voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Volgens dit artikel wordt deze vergunning geweigerd wanneer (a) er voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig is, (b) het een arbeidsplaats betreft waarvan de beschikbaarheid niet ten minste vijf weken voor het indienen van de aanvraag aan het Uwv is gemeld, of (c) de werkgever niet kan aantonen voldoende inspanningen te hebben gepleegd de arbeidsplaats door prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt te vervullen.
Het standpunt van de minister
8. De minister stelt zich op het standpunt dat de aanvraag op drie gronden geweigerd is, welke alle zelfstandige en dwingende afwijzingsgronden zijn. Omdat eiser maar één van deze gronden bestrijdt, blijven de andere twee gronden overeind en kunnen deze volgens de minister de afwijzing van de aanvraag dragen. De minister heeft verder het betoog van eiser, dat er onvoldoende mensen beschikbaar zijn, voorgelegd aan het UWV. Volgens het UWV staan er landelijk 383 werkzoekenden geregistreerd als basiskok, waarvan 36 in de provincie Gelderland. Daarnaast staan er 1114 werkzoekenden ingeschreven als keukenassistent, waarvan 130 in Gelderland. Volgens het UWV zijn dit kandidaten die beschikken over de voor de betreffende functie redelijkerwijs te stellen functie-eisen, en dus voor vervulling van deze arbeidsplaats in aanmerking komen. Daarnaast bestaan de werkzaamheden in de functie van pizzabakker/döner durum maken volgens het UWV uit praktisch geschoolde dan wel lichtgeoefende arbeid, waaraan geen bijzondere eisen worden gesteld, zodat de vacature vrij toegankelijk is voor werkzoekenden in Nederland en de EU. Gelet hierop is volgens het UWV en de minister prioriteitgenietend aanbod voor de desbetreffende arbeidsplaats op de arbeidsmarkt aanwezig.
Het oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank heeft er begrip voor dat de beoogde werkgever graag eiser in dienst neemt, omdat eiser familie is. De Nederlandse wetgeving bevat echter dwingende regels, waarvan de minister niet kan afwijken. De minister stelt terecht dat eiser niet aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning voldoet.
De rechtbank stelt vast dat eiser in de Bijlage vacature voorziening is aangegeven heeft ingevuld dat de vacature niet bij het UWV is gemeld en dat er niet is geworven binnen Nederland of de EU. Ook staat hierin vermeld dat de inspanningen van de beoogde werkgever van eiser niet hebben geleid tot het aannemen van een op de Nederlandse arbeidsmarkt aanwezige kandidaat omdat eiser familie is en de familie allemaal samen wil werken en dicht bij elkaar wil wonen. Verder schrijft de beoogde werkgever in zijn verklaring bij het bezwaarschrift dat hij niet wist dat de vacature bij het UWV gemeld moest worden en dat hij dit alsnog ging doen.
Uit het voorgaande blijkt al voldoende dat twee van de drie dwingende afwijzingsgronden, zoals genoemd onder 7.1, zich voordoen. Eiser heeft ook niet gezegd dat dit niet juist is. Dat de vacature na het besluit van 18 januari 2023 alsnog bij het UWV is gemeld kan eiser niet helpen. Die melding moet namelijk worden gedaan vóórdat de aanvraag om een vergunning wordt ingediend.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat er op de Nederlandse arbeidsmarkt voldoende geschikte kandidaten beschikbaar zijn. De minister heeft hiervoor kunnen verwijzen naar de informatie van het UWV. Niet is gebleken dat deze informatie niet klopt. De enkele stelling van eiser dat er geen personeel te vinden zou zijn, is daarom onvoldoende om tot een andere conclusie te leiden. Ook de derde dwingende afwijzingsgrond doet zich dus voor.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen. Het beroep is daarom ongegrond en het bestreden besluit van 9 augustus 2023 blijft in stand. Dat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid en daarom geen mvv krijgt.
11. Omdat het beroep ongegrond is hoeft de minister geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Dit staat in artikel 2p, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Dit staat in artikel 3.31, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.