ECLI:NL:RBDHA:2024:23205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/09/674796 / FA RK 24-7730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot het gebruik van de echtelijke woning en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 december 2024 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die gezamenlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kinderen. De man heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, terwijl de vrouw verweer heeft gevoerd en ook zelfstandig verzoeken heeft ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften van beide partijen. De man heeft aangegeven dat hij momenteel geen alternatieve woonruimte heeft en dat hij belang heeft bij het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw heeft daarentegen gesteld dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie niet te verstoren, vooral omdat de minderjarige in zijn examenjaar zit.

De rechtbank heeft de situatie van beide partijen zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat beide ouders om de week in de echtelijke woning verblijven, in een zogenaamde birdnestingregeling. Dit houdt in dat de man en de vrouw om de week afwisselend gebruik maken van de woning, zodat de minderjarige in zijn vertrouwde omgeving kan blijven. De rechtbank heeft ook de verzoeken om voorlopige kinderalimentatie en partneralimentatie afgewezen, omdat de man zijn verzoeken onvoldoende heeft onderbouwd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-7730
Zaaknummer: C/09/674796
Datum beschikking: 31 december 2024

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 29 oktober 2024 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.G.A. van Stratum te ’s-Hertogenbosch.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. Schreurs te Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de man;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de vrouw, ingekomen op 11 december 2024;
  • het F9-formulier van 11 december 2024 van de vrouw, met brief en bijlagen;
  • het F9-formulier van 13 december 2024 van de man, met brief en bijlagen;
  • het verweerschrift op zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 17 december 2024.
De minderjarige [minderjarige] heeft in een gesprek met de rechter zijn mening kenbaar gemaakt.
Op 17 december 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. L. van Wassenberg, waarnemend kantoorgenoot van haar advocaat;
  • F. Roos namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2001 te [plaatsnaam 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende kinderen:
  • de nu jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] ( [jong-meerderjarige] ), geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats 1] ;
  • de nu minderjarige [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • De vrouw verblijft momenteel met [minderjarige] en [jong-meerderjarige] in de echtelijke woning.
  • De door de man op 15 januari 2024 aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure is bij deze rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/09/660197 / FA RK 24-469.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe dat:
  • de man met ingang van 19 november 2024 gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam 1] , met het bevel dat de vrouw die woning per die datum dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • de minderjarige [minderjarige] aan de man wordt toevertrouwd;
  • een door de vrouw aan de man te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 474,50 per maand wordt vastgesteld, met ingang van 19 november 2024, bij vooruitbetaling te voldoen voor de eerste van de maand;
  • een door de vrouw aan de man te betalen voorlopige partneralimentatie van € 837,- bruto per maand wordt vastgesteld, met ingang van 19 november 2024, bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken en verzoekt zelfstandig:
primair:
  • te bepalen dat de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam 1] , met het bevel dat de man de woning verder niet mag betreden;
  • te bepalen dat de minderjarige [minderjarige] voorlopig zal worden toevertrouwd aan de vrouw;
  • te bepalen dat de man met ingang van 19 november 2024 aan de vrouw een voorlopige kinderalimentatie van € 243,- per maand zal voldoen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
subsidiair:
- in het geval de rechtbank het uitsluitend gebruik van de woning aan de man toekent: te bepalen dat [minderjarige] om en om een week bij ieder van zijn ouders zal verblijven, waarbij de wisseling zal plaatsvinden in het weekend en in overleg met [minderjarige] , alsook de vakanties en feestdagen zoveel mogelijk bij helfte worden verdeeld.
De man voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning, toevertrouwing en voorlopige zorgregeling [minderjarige]
De man heeft de afgelopen twee jaar – sinds de scheidingsmelding in het najaar van 2022 – in een appartement verbleven. De vrouw is een relatie aangegaan met een goede vriend van het gezin en heeft die relatie nog steeds. Omdat de vrouw de gelegenheid wilde krijgen te onderzoeken of zij de woning kan overnemen, hebben partijen afgesproken dat de man tijdelijk de woning zou verlaten. Het huurcontract van het appartement liep na twee jaar, op 19 november 2024, af. Het appartement werd verkocht dus de man kon daar niet langer verblijven. Momenteel heeft de man geen alternatieve verblijfplaats. Hij mag tijdelijk logeren bij een goede vriendin maar dat kan ook niet langer duren. Dat wordt bevestigd in een verklaring van de goede vriendin, met wie hij overigens geen relatie heeft. De nieuwe partner van de vrouw verblijft in een vakantiewoning, maar is ook met regelmaat (grotendeels van de tijd) bij de vrouw in de woning. Er komt maar geen beweging in het proces van de afwikkeling van de echtelijke woning omdat de vrouw het proces vertraagt. De man heeft nu geen dak boven zijn hoofd en heeft daarom belang bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man is financieel niet in staat om eenvoudig een andere woning te huren of kopen. De vrouw zou ook bij haar nieuwe partner, die af en toe in een vakantiewoning in [plaatsnaam 2] verblijft, terecht kunnen. De man wil ook zijn kinderen vaker zien, die hem missen. Volgens de man is in de huidige situatie de minst slechte en meest gelijkwaardige oplossing dat beide partijen om en om in de echtelijke woning verblijven. De man kan dan om de week ergens logeren en de vrouw kan uitwijken naar de vakantiewoning van haar nieuwe partner. De vrouw heeft de afgelopen twee jaar al zonder de man gebruik kunnen maken van de echtelijke woning, maar de man kan nu echt nergens anders heen. Wanneer partijen om en om van de woning gebruik kunnen maken – een situatie die verre van ideaal is – wordt de vrouw ook gedwongen om voortgang te brengen in het overzicht van haar financiële situatie als gevolg waarvan zij dan de woning kan overnemen, dan wel dat partijen de woning verkopen, zodat de man over zijn overwaarde kan beschikken. Op die manier kan hij dan voor eigen woonruimte gaan zorgen.
De vrouw stelt dat er geen spoedeisend belang is om de huidige situatie te wijzigen. Dat verstoort de rust en stabiliteit voor [minderjarige] en dat is niet in zijn belang, zeker omdat hij in zijn examenjaar VWO zit. De vrouw wil ook zo snel mogelijk de financiën van de echtelijke woning afwikkelen, maar omdat zij achterstanden heeft opgelopen in de boekhouding lukt het niet om de cijfers van haar onderneming op een rij te krijgen. De boekhouder zou het binnen afzienbare tijd regelen, maar hij is helaas uitgevallen. De vrouw vertraagt het proces dus niet met opzet. De vrouw ziet het niet zitten om te gaan birdnesten om de week. Zij werkt vanuit huis en heeft haar thuiswerkplek ingericht in de echtelijke woning. Ook zijn de twee honden van partijen niet welkom op het vakantiepark. Verder is de vakantiewoning ver weg van de echtelijke woning en verleent de vrouw twee tot drie keer per week mantelzorg aan haar 85-jarige moeder. Volgens de vrouw kan de man wel nog langer bij zijn goede vriendin terecht.
De rechtbank ziet zich voor een keuze tussen drie kwaden gesteld. Of de vrouw krijgt het uitsluitend gebruik van de woning toegewezen zonder dat de man een vaste alternatieve verblijfplaats heeft, of de man krijgt het uitsluitend gebruik van de woning zonder dat de vrouw een vaste alternatieve verblijfplaats heeft, of partijen verblijven vooralsnog afwisselend om de week in de echtelijke woning, waarbij zij om de week een alternatieve verblijfplaats moeten regelen voor zichzelf.
Zowel de vrouw als de man hebben er belang bij om in de woning te verblijven. De man wenst dat vooralsnog desnoods afwisselend om de week te doen. De vrouw stelt dat dat niet kan, omdat zij niet wil dat de huidige stabiele situatie in de woning wordt doorbroken. Indien de rechtbank zou beslissen dat het uitsluitend gebruik aan één van partijen zou toekomen, dan komt de andere partij, naar de rechtbank vreest, feitelijk op straat te staan of komt die partij in een zeer lastige situatie te verkeren, omdat de mogelijkheden voor een alternatieve vaste verblijfplaats beperkt zijn.
De rechtbank kiest bij deze stand van zaken de minst kwade optie, inhoudende dat partijen voorlopig allebei om de week afwisselend gerechtigd zijn tot het uitsluitend gebruik van de woning, waarbij met betrekking tot [minderjarige] een birdnestingregeling zal gelden. De man en de vrouw zullen dus om de week met de kinderen in de echtelijke woning verblijven. Op die manier hoeft [minderjarige] , die met beide ouders een even goede band heeft, voorlopig de woning niet te verlaten en kan hij zich focussen op zijn eindexamenjaar. De rechtbank neemt bij deze beslissing in aanmerking dat deze beslissing het karakter heeft van een ordemaatregel. Er moet voor het woonprobleem nu, op korte termijn, een oplossing komen. Op dit moment woont de vrouw in de echtelijke woning. Het is de bedoeling dat de vrouw de woning zal proberen over te nemen. Nog steeds is echter onduidelijk wanneer zij concreet zicht heeft op haar mogelijkheden. Deze onzekerheid verstoort de verhoudingen tussen partijen. Daarom moet er een tijdelijke oplossing komen die recht doet aan de belangen van beiden. Partijen hebben nog geen andere alternatieve woonruimte voor de man gevonden, onder andere omdat de overwaarde uit de woning nog niet beschikbaar is. De vrouw heeft op de zitting aangeboden dat de man een voorschot kan krijgen uit zijn deel van de overwaarde, maar dat vindt de man geen gelijkwaardig voorstel, omdat hij daarmee feitelijk vervroegd op zijn vermogen zal moeten interen. Geen van partijen is bereid om in afwachting van de definitieve afwikkeling te investeren in een tijdelijke andere woning, al dan niet onder gelijkwaardig interen op de overwaarde van de woning. Gelet op de verharde standpunten, is niet te verwachten dat partijen op korte termijn een andere oplossing vinden.
Gelet op de volledig vastgelopen verstandhouding acht de rechtbank het nu het meest in het belang van [minderjarige] dat hij vanuit zijn vertrouwde omgeving contact met beide ouders kan hebben. [minderjarige] heeft baat bij structuur, een eigen plek en volwaardig contact met beide ouders, waarbij het niet zo is dat één van zijn ouders geen dak boven het hoofd heeft. Voorlopig is dit het best te realiseren door een birdnestingregeling vast te stellen. Ter zitting heeft de man aangegeven dat de honden ook in de woning kunnen blijven in zowel de week van de vrouw als in de week van de man. In deze situatie van nood kan naar het oordeel van de rechtbank van de vrouw verwacht worden dat zij haar werk vanuit huis ook om de week elders moet kunnen verrichten. De rechtbank begrijpt dat een birdnestingregeling van beide ouders veel zal vragen. De man heeft de afgelopen twee jaar geen gebruik gemaakt van de echtelijke woning. Dat kan naar het oordeel van de rechtbank op dit moment ook tijdelijk van de vrouw worden gevraagd.
De rechtbank zal bepalen dat de man om de week (ingaande op 12 januari 2025) van zondag 20.00 uur tot de daaropvolgende zondag 20.00 uur bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en dat de vrouw de andere week (ingaande op 19 januari 2025) van zondag 20.00 uur tot de daaropvolgende zondag 20.00 uur bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning. Als wisselmoment stelt de rechtbank zondag 20.00 uur (na het eten) vast, omdat partijen dan om de week op maandag de week kunnen starten in de echtelijke woning. Als zorgregeling zal de rechtbank vaststellen dat de ouders voorlopig [minderjarige] ieder om de week bij zich hebben gedurende de tijd dat zij in de echtelijke woning verblijven. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de verzoeken om toevertrouwing van [minderjarige] bij één van hen zal afwijzen.
Voorlopige kinderalimentatie
De man verzoekt een door de vrouw te betalen kinderalimentatie vast te stellen, omdat zijn onderneming helaas niet goed loopt en in een financiële dip zit. De vrouw verzoekt andersom een door de man te betalen kinderalimentatie vast te stellen op basis van een verdiencapaciteit van de man.
De rechtbank is bij de huidige stand van zaken en de beslissing dat de ouders om de week in de woning verblijven, van oordeel dat de verblijfskosten voor [minderjarige] moeten worden betaald door de ouder die in de betreffende week in de echtelijke woning verblijft. De verblijfsoverstijgende kosten moeten naar het oordeel van de rechtbank voorlopig bij helfte door partijen worden betaald. Daartoe overweegt de rechtbank dat de man heeft aangegeven dat het huren van zijn appartement de afgelopen twee jaar niet zo zeer gestopt is omdat hij het niet meer kon betalen (€ 1.350,- huur per maand), maar omdat die woning werd verkocht. Daaruit kan de voorzieningenrechter in ieder geval afleiden dat de man in staat is om voorlopig € 1.350,- per maand te betalen, waaronder de helft van de verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige] . In de situatie van om de week birdnnesten oordeelt de rechtbank dat partijen ieder de helft van de woonlasten van de echtelijke woning moeten dragen.
De rechtbank zal dus geen kinderalimentatie berekening maken. De man heeft zijn verzoek tot kinderalimentatie ook niet met een berekening onderbouwd. De rechtbank zal in deze voorlopige voorzieningen procedure ook niet uitgaan van een fictieve situatie op grond van een verdiencapaciteit aan de zijde van de man.
De rechtbank zal de over en weer gedane verzoeken tot kinderalimentatie daarom afwijzen.
Voorlopige partneralimentatie
De man verzoekt te bepalen dat de vrouw aan hem een voorlopige partneralimentatie van € 837,- bruto per maand betaalt. Ter onderbouwing van dat verzoek heeft de man verschillende financiële stukken ingediend maar geen alimentatieberekening. De rechtbank is van oordeel dat de man – gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw – hiermee onvoldoende heeft onderbouwd dat hij behoefte heeft aan partneralimentatie.
Daarbij overweegt de rechtbank dat in de situatie van birdnesting beide partijen de helft van de woonlasten van de echtelijke woning zullen moeten betalen en dat daar geen andere woonlasten bij komen kijken. De behoefte van de man bestaat momenteel vooral uit het hebben van een dak boven zijn hoofd en die wordt met deze beschikking op dit moment zo goed mogelijk opgelost. Met de vrouw is de rechtbank van oordeel dat de man zijn stelling dat hij daarnaast behoefte heeft aan partneralimentatie, onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank beschikt bovendien niet over de relevante recente financiële stukken van partijen.
De rechtbank zal het verzoek van de man tot partneralimentatie daarom afwijzen.
Proceskosten
Nu het een familierechtelijke kwestie betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de man om de week, van zondag 20.00 uur tot de daaropvolgende zondag 20.00 uur, bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam 1] , en beveelt mitsdien dat de vrouw die woning in die week dient te verlaten en verder niet mag betreden, waarbij de eerste week voor de man ingaat op 12 januari 2025;
bepaalt dat de vrouw om de week, van zondag 20.00 uur tot de daaropvolgende zondag 20.00 uur, bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam 1] , en beveelt mitsdien dat de man die woning in die week dient te verlaten en verder niet mag betreden, waarbij de eerste week voor de vrouw ingaat op 19 januari 2025;
bepaalt dat partijen voorlopig gerechtigd zijn om de minderjarige [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] , ieder om de week bij zich te hebben gedurende de tijd dat zij in de echtelijke woning verblijven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Huizenga, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 december 2024.