ECLI:NL:RBDHA:2024:23116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/9170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van de Opiumwet met betrekking tot minderjarige kinderen

Op 12 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Haan, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar woning voor de duur van drie maanden, zoals besloten door de burgemeester van Zoetermeer op 19 november 2024. De burgemeester had deze maatregel opgelegd op basis van de Opiumwet, omdat er drugs in de woning waren aangetroffen, die alleen aan de meerderjarige zoon van verzoekster konden worden gekoppeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de minderjarige kinderen van verzoekster niet voldoende waren meegewogen in het besluit van de burgemeester. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de sluiting van de woning is opgeschort totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 187,- en de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9170
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2024 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J. de Haan),
en

de burgemeester van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigden: W. Coenen en W. Borneman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting [derde-partij] , derdebelanghebbende
(gemachtigde: A. Marhouk)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de sluiting van haar woning. [1]
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 november 2024 heeft verweerder besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft laten weten de werking van het besluit op te schorten tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, de gemachtigden van verweerder en de gemachtigde van de derde-belanghebbende.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot na bekendmaking van het besluit op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster € 1.750,-.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Het bezwaar heeft zoals het er nu naar uitziet een redelijke kans van slagen. Verweerder heeft de bevoegdheid om de woning te sluiten. Op basis van de stukken in het dossier, volgt echter dat de aangetroffen drugs alleen te koppelen zijn aan de meerderjarige zoon van verzoekster. Hij staat niet ingeschreven op het adres en komt zonder toestemming de woning binnen. Er zijn allemaal aanwijzingen en verklaringen dat verzoekster het moeilijk heeft met het handhaven van haar zoon en dat zij door hem onder druk wordt gezet. Toezicht houden op wat haar zoon in huis doet is voor verzoekster dan ook lastiger dan dat het normaal gesproken is voor ouders. Daarnaast is het de vraag of de maatregel in dit geval geschikt is. Mogelijk is een gebiedsverbod voor de zoon passender. Uit het dossier volgt dat alles te wijten is aan de zoon van verzoekster. De reden om dan een woning te sluiten waar hij niet eens staat ingeschreven, lijkt daarom niet direct aanwezig. Ook voelt de maatregel niet noodzakelijk aan. Verzoekster woont sinds 2009 in de woning. Er zijn geen meldingen bekend van handel, of van loop naar de woning. Uit het dossier volgt verder niet dat er sprake is van overlast of van verstoring van de openbare orde. Bovendien zit de zoon momenteel gedetineerd. Ten aanzien van de evenredigheid geldt dat de belangen die worden gediend met een sluiting zwaar zijn, maar in dit geval niet opwegen tegen de belangen van verzoekster. Er zijn twee minderjarige kinderen in het spel. Volgens het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind moeten hun belangen voorop staan. Daar is in het besluit geen overweging aan gewijd, anders dan dat verzoekster bij de daklozenopvang of elders terecht kan. Er zijn meer belangen dan alleen het hebben van een slaapplek. De kinderen hebben relevante belangen die bij de besluitvorming betrokken hadden moeten worden. Kortom, omdat niet kan worden uitgesloten dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft wordt het verzoek toegewezen. Er mag niet eerder worden overgegaan tot sluiting dan tot op het bezwaar is beslist.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de sluiting van de woning is opgeschort tot verweerder op het bezwaar heeft beslist.
4.1.
Verweerder moet het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar vergoeden. Ook moet hij de door verzoekster betaalde proceskosten vergoeden. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen die kosten neer op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt en wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2024 door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd
te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b van de Opiumwet.