ECLI:NL:RBDHA:2024:23109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
C/09/663655 / HA RK 24-155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn voor de verkoop van inbeslaggenomen aandelen

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gewezen in de zaak van HOUSES HOLDING B.V. tegen HOLDING B.V. en verschillende belanghebbenden. De rechtbank heeft de termijn voor de verkoop van inbeslaggenomen aandelen verlengd. HOUSES HOLDING B.V. had eerder toestemming gekregen om aandelen in European Placement Agency, [bedrijf 5] en [bedrijf 3] te verkopen, maar had niet binnen de gestelde termijn kunnen verkopen. De rechtbank oordeelde dat de vertraging niet aan HOUSES HOLDING B.V. te wijten was, maar aan de deurwaarders. De rechtbank heeft de termijn voor de verkoop van de aandelen verlengd tot 19 december 2025, met de mogelijkheid tot verdere verlenging indien een verzoek daartoe tijdig wordt ingediend. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/663655 / HA RK 24-155
Beschikking van 19 december 2024
in de zaak van
[bedrijf 1] HOUSES HOLDING B.V., te [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat mr. J.A. Bloo te Venlo,
tegen
[bedrijf 2] HOLDING B.V., te [vestigingsplaats 2] ,
verweerster,
advocaat mr. J.C. Debije te Rotterdam,
en de belanghebbenden

1.[bedrijf 3] B.V., te [vestigingsplaats 3] ,

2.
EUROPEAN PLACEMENT AGENCY B.V., te Den Haag,
3.
[naam 1], zonder bekende woon- of verblijfplaats,
4.
[bedrijf 4] HOLDING B.V., te [vestigingsplaats 2] ,
5.
[naam 2], te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J.C. Debije te Rotterdam,

6.[bedrijf 5] CAPITAL B.V., te [vestigingsplaats 2] ,

7.
LEEFINTENS B.V., te Rijswijk,
8.
[bedrijf 6] HOLDING B.V., te [vestigingsplaats 4] ,
9.
[naam 3], te [woonplaats 2] ,
10.
[naam 4], te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. G.S. de Haas te Geertruidenberg,
niet verschenen,

11.ECPF B.V., te Den Haag,

niet verschenen,

12.OMNIUM FINANCIAL SERVICES AG, te Zug (Zwitserland),

niet verschenen,

13.FLANDERIJN GERECHTSDEURWAARDERS, te Rotterdam,

niet verschenen.
Verzoekster wordt hierna aangeduid als [bedrijf 1] , en verweerster als [bedrijf 2] Holding. Belanghebbenden sub 1, 2, 6 en 11 worden respectievelijk aangeduid als [bedrijf 3] , European Placement Agency, [bedrijf 5] en ECPF. Belanghebbende 13 wordt aangeduid als deurwaarder Flanderijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 22 maart 2024ter griffie ingekomen verzoekschrift, met producties 1 tot en met 4;
  • de brief van mr. Debije d.d. 21 mei 2024;
  • het op 20 juni 2024 ter griffie ingekomen aanvullend verzoekschrift, met producties 1 tot en met 3;
  • de brief van mr. Debije d.d. 23 juli 2024;
  • de e-mail van mr. De Haas d.d. 30 juli 2024, waarin is vermeld dat zijn cliënten geen behoefte hebben om ter zitting te verschijnen;
  • de brief van mr. Bloo d.d. 13 november 2024, waarbij producties 5 en 6 zijn overgelegd.
1.2.
Op 14 november 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling. Daarbij waren aanwezig:
  • de heer [naam 5] (bestuurder [bedrijf 1] ) en de heer [naam 6] (operationeel manager [bedrijf 1] ), samen met mr. Bloo voornoemd;
  • mr. Debije voornoemd, via videoverbinding.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Aan het eind van de mondelinge behandeling is meegedeeld dat uiterlijk binnen zes weken beschikking zal worden gewezen. Beschikking is vervolgens bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 23 maart 2023 van deze rechtbank, met kenmerk C/09/631316 / HA RK 22-236 en C/09636069 / HA RK 22-385 is bepaald dat alle ten laste van [bedrijf 2] Holding inbeslaggenomen aandelen in European Placement Agency, [bedrijf 5] en [bedrijf 3] executoriaal onderhands en/of openbaar kunnen worden verkocht door een door [bedrijf 1] aan te wijzen deurwaarder. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat voor die verkoop een periode van 12 maanden vanaf de datum van de beschikking is gegund.
2.2.
Op 17 april 2023 heeft [bedrijf 1] bij Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: deurwaarder Hafkamp) geïnformeerd of hij de executoriale verkoop van de inbeslaggenomen aandelen. kan verzorgen en daarvoor een kosteninschatting kan geven.
2.3.
Bij e-mail van 28 april 2023 heeft deurwaarder Hafkamp aan [bedrijf 1] bevestigd de verkoop op zich te zullen nemen.
2.4.
[bedrijf 1] heeft bij e-mails van 9 mei 2023, 12 juni 2023 en 20 juli 2023 en in gesprek met de heer [naam 7] op 3 juli 2023 bij deurwaarder Hafkamp gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de verkoop van de aandelen. Deurwaarder Hafkamp heeft naar aanleiding van deze contacten geen actie ondernomen om de inbeslaggenomen aandelen te verkopen.
2.5.
Vervolgens heeft [bedrijf 1] bij e-mail van 28 juni 2023 deurwaarder Flanderijn benaderd met de vraag of Flanderijn de executoriale verkoop van de inbeslaggenomen aandelen kan verzorgen en daarvoor een kosteninschatting kan geven.
2.6.
[bedrijf 1] heeft bij e-mails van 11 juli 2023 en 20 juli 2023 bij deurwaarder Flanderijn gevraagd naar de stand van zaken. In augustus 2023 is er telefonisch contact geweest tussen [bedrijf 1] en deurwaarder Flanderijn. Bij e-mail van 13 oktober 2023 heeft deurwaarder Flanderijn bevestigd de verkoop te gaan verzorgen.
2.7.
Bij beschikking van deze rechtbank van 25 januari 2024 met kenmerk C/09/631316 / HA RK 22-236 is bepaald dat dat alle ten laste van [bedrijf 2] Holding inbeslaggenomen aandelen in ECPF executoriaal onderhands en/of openbaar kunnen worden verkocht door een door [bedrijf 1] aan te wijzen deurwaarder. Ook voor deze verkoop is een periode van 12 maanden vanaf de datum van de beschikking gegund.
2.8.
Bij e-mail van 28 februari 2024 heeft [bedrijf 1] aan deurwaarder Flanderijn verzocht om een aanvang te maken met de executieverkoop van alle inbeslaggenomen aandelen.

3.Het verzoek

3.1.
[bedrijf 1] verzoekt de rechtbank, uiteindelijk, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de in de beschikkingen van 23 maart 2023 en 25 januari 2024 gegeven termijnen voor de verkoop van de aandelen worden verlengd met een zodanige periode dat zij gedurende een jaar in de gelegenheid wordt gesteld de aandelen te doen verkopen.
3.2.
Daartoe voert [bedrijf 1] het volgende aan. Het is niet gelukt om binnen de door de rechtbank gegunde termijn over te gaan tot verkoop van de inbeslaggenomen aandelen in European Placement Agency, [bedrijf 5] en [bedrijf 3] . Ook voor de verkoop van de aandelen in ECPF is voorzienbaar dat dit niet meer zal lukken binnen een jaar na de datum van de beschikking. De vertraging is niet aan [bedrijf 1] te wijten, maar aan de deurwaarders, met name deurwaarder Hafkamp. Deurwaarder Flanderijn heeft aangegeven alle aandelen tegelijk te willen gaan verkopen. [bedrijf 1] heeft onverminderd belang bij de verkoop van de aandelen omdat er geen andere verhaalsmogelijkheden voorhanden zijn. Om die reden verzoek [bedrijf 1] verlenging van de termijn, zodat deurwaarder Flanderijn alsnog tot verkoop over kan gaan en daarvoor een jaar de tijd heeft.
3.3.
[bedrijf 2] Holding en de belanghebbenden die worden bijgestaan door mr. Debije voeren verweer en stellen daartoe in de eerste plaats dat [bedrijf 1] haar eerste verzoek te laat heeft ingediend en het aanvullend verzoek prematuur. Daarnaast stellen zij dat de door de rechtbank gegeven termijnen in het belang zijn van [bedrijf 2] Holding. [bedrijf 2] Holding is gediend bij duidelijkheid en zekerheid op de korte termijn, daartoe dient de termijn uit artikel 474g Rv. Dat het [bedrijf 1] niet is gelukt om binnen deze termijn tot verkoop te komen blijft voor rekening en risico van [bedrijf 1] .

4.De beoordeling

Te late en premature indiening

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat de griffie van de rechtbank aan [bedrijf 1] heeft bevestigd dat het eerste verzoek op 22 maart 2024, dus binnen de termijn van een jaar na 23 maart 2023 en daarmee tijdig, is ontvangen. Daarop hebben [bedrijf 2] Holding en de belanghebbenden voor wie mr. Debije optreedt het verweer dat [bedrijf 1] haar eerste verzoek te laat heeft ingediend niet langer gehandhaafd, zodat dat dit verweer verder onbesproken kan blijven.
4.2.
[bedrijf 1] heeft onweersproken gesteld dat deurwaarder Flanderijn de verkoop van alle inbeslaggenomen aandelen van [bedrijf 2] Holding in één keer wil uitvoeren. Dat komt de rechtbank eveneens efficiënt voor. Vanuit een oogpunt van proceseconomie is het ook wenselijk om beide verlengingsverzoeken in één keer te behandelen. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift vindt plaats maanden na indiening van beide verzoeken (waarbij een rol speelt dat sprake is van een grote groep belanghebbenden die moet worden opgeroepen) en de termijn voor verkoop voor de aandelen in ECPF eindigt over al enkele weken, te weten op 25 januari 2025. Bij die stand van zaken acht de rechtbank de indiening van het verzoek om verlenging van de termijn van de verkoop van de aandelen van ECPF op 20 juni 2024 niet prematuur.
4.3.
De rechtbank zal daarom beide verzoeken inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Bij beschikkingen van 23 maart 2023 en 25 januari 2024 is aan [bedrijf 1] verlof verleend om de inbeslaggenomen aandelen die [bedrijf 2] Holding houdt in European Placement Agency, [bedrijf 5] , [bedrijf 3] en ECPF te mogen verkopen. De executoriale titel die aan dit verlof ten grondslag ligt is het verstekvonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 13 april 2022, met kenmerk C/16/536089 / Ha ZA 22-169, waarbij [bedrijf 2] Holding veroordeeld is tot betaling aan [bedrijf 1] van een bedrag van € 74.101,- aan hoofdsom, € 2.530,58 aan beslagkosten en € 4.054,33 aan proceskosten, een en ander nog te vermeerderen met wettelijke rente. Aan deze veroordeling heeft [bedrijf 2] Holding tot op heden niet voldaan. Omdat onweersproken door [bedrijf 1] is gesteld dat niet van andere verhaalsmogelijkheden is gebleken en omdat [bedrijf 2] Holding niet vrijwillig tot betaling is overgegaan, bestaat er voor [bedrijf 1] naar het oordeel van de rechtbank belang bij de verzochte verlenging van de termijn om de inbeslaggenomen aandelen te mogen verkopen.
4.5.
[bedrijf 1] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet aan haar te wijten is dat er nog geen aanvang is gemaakt met de verkoop. Door [bedrijf 1] is communicatie overgelegd waarmee zij haar stelling voldoende heeft onderbouwd dat zij deurwaarder Hafkamp en vervolgens deurwaarder Flanderijn meermaals heeft aangespoord om te starten met de verkoop. Pas in oktober 2023 ontving [bedrijf 1] bevestiging van deurwaarder Flanderijn dat het verkoopproces daadwerkelijk in gang kon worden gezet. Toen is nog niet direct tot verkoop overgegaan, omdat [bedrijf 1] op dat moment nog in afwachting was van een oordeel van de rechtbank over de verkoop van de inbeslaggenomen aandelen in ECPF en deurwaarder Flanderijn aan [bedrijf 1] heeft laten weten dat de verkoop van alle aandelen het beste in een keer kan worden gedaan. Pas bij beschikking van 25 januari 2024 kreeg [bedrijf 1] toestemming om ook de inbeslaggenomen aandelen in ECPF te verkopen. Op dat moment resteerden nog slechts twee maanden van de termijn om de aandelen in European Placement Agency, [bedrijf 5] en [bedrijf 3] te verkopen. Ten tijde van deze beschikking resteren nog enkele weken om de aandelen in ECPF te verkopen. Tegen die achtergrond acht de rechtbank de verzochte verlenging redelijk.
4.6.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank de termijn voor de verkoop van de inbeslaggenomen aandelen verlengen. Er zal één termijn wordt gesteld die geldt voor alle inbeslaggenomen aandelen van [bedrijf 2] Holding in European Placement Agency, [bedrijf 5] , [bedrijf 3] en ECPF. De rechtbank zal bepalen dat de verkoop en overdracht van deze aandelen dient plaats te vinden binnen één jaar na vandaag, en dat deze termijn, indien nodig door de rechtbank kan worden verlengd indien een verzoek daartoe de rechtbank uiterlijk op 15 november 2025 heeft bereikt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verlengt de termijn waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen in European Placement Agency B.V., [bedrijf 5] Capital B.V., [bedrijf 3] B.V. en ECPF B.V. dient plaats te vinden tot 19 december 2025;
5.2.
bepaalt dat deze termijn indien nodig op verzoek van (één van) partijen door de rechtbank kan worden verlengd, en dat een verzoek hiertoe de rechtbank uiterlijk op 15 november 2025 moet hebben bereikt;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 2184