ECLI:NL:RBDHA:2024:23092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL 24.28206 en NL 24.28207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit en Keniaans paspoort

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt van Somalische nationaliteit te zijn, heeft gereisd met een Keniaans paspoort en heeft op 21 juni 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 7 juli 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank heeft op 19 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser heeft geprobeerd een verklaring van de Keniaanse autoriteiten te verkrijgen, maar ontving geen antwoord op zijn verzoeken. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende inspanningen heeft geleverd om zijn identiteit te bewijzen en dat het nu aan de minister is om contact op te nemen met de Keniaanse autoriteiten. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt eiser een schadevergoeding van €3.800,- toegekend voor onrechtmatige vrijheidsontneming en een proceskostenvergoeding van €2.625,-.

Uitspraak

Klaar RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.28206 (beroep)
NL24.28207 (voorlopige voorziening)
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] 2001, van Somalische nationaliteit
alias:
[alias],
geboren op [geboortedatum 2] 1995, van Keniaanse nationaliteit, eiser en verzoeker (eiser)
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. R. Radema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank en voorzieningenrechter (rechtbank) het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het daarmee samenhangende verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2001. Hij heeft op 21 juni 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 7 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. J.W.F. Menick als waarnemer van de gemachtigde van eiser, O. Ilmi als tolk in de taal Somali en de gemachtigde van de minister.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting nog niet gesloten, omdat de gemachtigde van eiser nog een reactie op het verweerschrift heeft geschreven. Dit is na de zitting aan het dossier toegevoegd.
1.5.
De minister heeft op 20 augustus 2024 gereageerd op de reactie op het verweerschrift van de gemachtigde van eiser.
1.6.
De rechtbank heeft vervolgens op 21 augustus 2024 het onderzoek gesloten en medegedeeld dat zo spoedig mogelijk uitspraak gedaan zal worden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is en dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. [militaire groepering] heeft eiser benaderd voor informatie uit zijn dorp. Dit deden zij omdat eiser jong is en een eigen winkel had waar veel mensen kwamen. [militaire groepering] vroeg aan eiser of hij informatie voor hen wilde verzamelen. Eiser weigerde dit. Deze situatie bleef hetzelfde voor ongeveer een maand waarbij eiser meerdere keren is benaderd door [militaire groepering] . Uiteindelijk gaf
[militaire groepering] eiser een ultimatum. Hij kreeg drie dagen de tijd om te reageren of hij wilde meewerken en anders zou hij vermoord worden. Eiser heeft dit ultimatum niet afgewacht en is vertrokken naar Kenia. Eiser vreest dat [militaire groepering] van plan was hem te gaan vermoorden als hij niet meewerkte en hij denkt dat zij van plan zijn hem te vermoorden als hij terugkeert.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst; en,
2. Problemen met [militaire groepering] .
5.1.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig geacht. De minister volgt eiser hierin niet omdat eiser onvoldoende documenten heeft aangeleverd om dit te onderbouwen en geen goede verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van deze documenten. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben, maar heeft dit enkel met behulp van een kopie van een geboorte-uittreksel geprobeerd aan te tonen. Daarnaast was eiser niet in staat om uitgebreid en gedetailleerd te verklaren over zijn woonomgeving en vindt er op grote schaal fraude plaats met betrekking tot documenten in Somalië. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij gebruik heeft gemaakt van een vals Keniaans paspoort. Dit terwijl wel is gebleken dat eiser meerdere reisbewegingen heeft afgelegd op een Keniaans paspoort voorzien van een andere naam en geboortedatum. Daarom worden zijn identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig geacht en worden de gestelde problemen met [militaire groepering] niet op geloofwaardigheid getoetst. De minister heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser de minister heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit en zijn Keniaanse identiteits- of reisdocument heeft vernietigd of weggemaakt.
Identiteit, nationaliteit en herkomst
6. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig acht. Eiser handhaaft zijn stelling dat hij de Somalische nationaliteit heeft. Eiser heeft een begin van bewijs geleverd doordat hij tijdens het nader gehoor uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard over de plaats in Somalië waar hij is geboren en langdurig heeft gewoond. Ook heeft eiser in beroep een kopie van zijn geboorteakte en een kopie bevestiging van zijn identiteit overgelegd. Het Keniaanse paspoort dat eiser heeft gebruikt om te reizen naar Nederland is op illegale en onrechtmatige wijze verkregen, dit blijkt ook uit de verklaringen die eiser heeft afgelegd. Daarnaast heeft eiser na de afwijzing contact gezocht met de Keniaanse ambassade in België met het verzoek om opheldering te geven over het Keniaanse paspoort en is meerdere keren een rappel verzonden omdat de ambassade nog niet heeft gereageerd. Eiser wenst verder nog op te merken dat zijn gehoren hebben plaatsgevonden in de Somalische taal.
6.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig. De minister verwijst naar het bestreden besluit, maar merkt in het verweerschrift nog het volgende op. De minister ziet geen aanleiding om het in beroep overgelegde kopie van ‘Certificate of Identity Confirmation’, te laten onderzoeken door Bureau Documenten. Dit is allereerst enkel een kopie en dit kan niet op authenticiteit onderzocht worden. De minister heeft in het verweerschrift gesteld dat er met het overleggen van dit document sprake is van misleiding, omdat zonder expertise omtrent documentonderzoek al kan worden vastgesteld dat dit document niet meer dan een zogenaamd ‘fantasiedocument’ is en dat dit evident niet authentiek is. Het misleiden van de minister kan het kennelijk ongegrond verklaren van de aanvraag van eiser al zelfstandig dragen. De minister heeft onder andere op het volgende gewezen. Eiser heeft in het aanmeldgehoor gesteld enkel een geboorteakte te kunnen krijgen en dat het dus onduidelijk is waarop het document is gebaseerd. Ook heeft de minister erop gewezen dat uit het document blijkt dat het Somalische woord voor adres kennelijk ‘Deggan’ zou moeten zijn, terwijl dit woord volgens Google Translate ‘rustig’ betekent en dat op het document wordt verwezen naar ‘Numberka Kaarka Aqoonsiga’, wat volgens Google Translate ‘identiteitskaartnummer’ betekent, terwijl eiser heeft verklaard dat in Somalië geen identiteitskaarten bestaan en dus dat hij er nooit een heeft gehad. Verder merkt de minister op dat het document afgegeven is op 9 juli 2024, terwijl eiser toen in bewaring in Nederland zat en dat het daardoor onhelder is hoe vingerafdrukken op het document terecht zijn gekomen. Bovendien staat er weer een andere geboortedatum op het document, namelijk [geboortedatum 3] 2001 in plaats van de door eiser opgegeven [geboortedatum 1] 2001. Ook gaat de minister in het verweerschrift in op een getoonde kopie van een geboorte uittreksel, wat volgens de minister ook vragen oproept, namelijk omdat er een spelfout in staat. Zo staat er ‘Ministery of Foraign Affairs’ in plaats van ‘Ministery of Foreign Affairs’. Daarnaast volgt de minister eiser niet in het standpunt dat hij gelet op de Afdelingsuitspraak [1] alles heeft gedaan waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven, een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of die het desbetreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Met de verklaringen tijdens het gehoor, een e-mail aan de Keniaanse vertegenwoordiging in Brussel en rappelmails heeft eiser niet alles gedaan waar hij redelijkerwijs toe in staat is, zoals bedoeld in de aangehaalde uitspraak van de Afdeling. De minister stelt dat het in het wilde weg versturen van een e-mail aan een diplomatieke vertegenwoordiging op voorhand al niet voldoende is om te voldoen aan de inspanningsverplichting. De minister heeft erop gewezen dat het mogelijk is om een afspraak te maken voor consulaire bijstand en niet valt in te zien waarom eiser dat niet heeft gedaan, nu hij juridische bijstand heeft en niets in de weg stond om een aanvraag bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te doen om hem vanuit bewaring in staat te stellen om daar naartoe te gaan.
6.2.
De Afdeling heeft in een uitspraak van 14 maart 2024 het toetsingskader uiteengezet rondom de beoordeling van persoonsgegeven en nationaliteit van een vreemdeling. Hieruit volgt dat de minister in beginsel mag uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort en dat het in de eerste plaats op de weg van de vreemdeling ligt om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op een frauduleuze wijze is verkregen. Uit deze uitspraak blijkt dat van eiser mag worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de Keniaanse autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het Keniaanse paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of zij eiser als hun onderdaan beschouwen. De Afdeling heeft enkele voorbeelden gegeven hoe de vreemdeling dit kan doen. De Afdeling wijst bijvoorbeeld op contact opnemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven in een voor hen gangbare taal. Dat de vreemdeling de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de minister ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld. Als een vreemdeling een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit, maar daar desondanks niet in is geslaagd, is het aan de minister om die autoriteiten te benaderen.
6.2.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser heeft voldaan aan bovengenoemde uitspraak en dat eiser dus aan de hand van het in deze uitspraak gestelde voorbeeld, alles aan heeft gedaan waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de Keniaanse autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het Keniaanse paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of zij eiser als hun onderdaan beschouwen. Eiser heeft namelijk op 12 juli 2024 een e-mail in het Engels aan de Keniaanse ambassade in Brussel gestuurd met de vraag of geverifieerd kan worden hoe de aanvraag en de procedure van het paspoort van eiser heeft plaatsgevonden, omdat eiser stelt dat het paspoort frauduleus of vals is en hij heeft gevraagd of er een onderzoek gestart kan worden. Vervolgens heeft eiser op 22 juli 2024 en 14 augustus 2024 tevergeefs gerappelleerd. Hiermee heeft eiser contact gezocht in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal en gerappelleerd. Eiser heeft niet de voorgeschreven procedure gevolgd dan wel de gevraagde informatie verstrekt omdat een reactie is uitgebleven. Dat kan hem dan ook niet worden verweten. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser heeft voldaan aan de criteria die de Afdeling heeft gesteld, en daarmee dus dat eiser alles heeft gedaan waartoe hij redelijkerwijs in staat is. Dat de minister stelt dat van eiser meer kan worden verwacht en dat hij een afspraak had moeten maken bij de Keniaanse ambassade in Den Haag, wordt niet gevolgd door de rechtbank nu dit niet volgt uit bovengenoemde Afdelingsuitspraak. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit, maar daar desondanks niet in is geslaagd, dus dat het nu aan de minister is om die autoriteiten te benaderen.
6.2.2.
Ten aanzien van de overgelegde stukken merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank kan de minister volgen dat er enkele punten niet lijken te kloppen aan het ingebrachte ‘Certificate of Identity Confirmation’ en de kopie van het geboorte uittreksel. Zo is het inderdaad bevreemdend dat de geboortedatum afwijkt van de door eiser opgegeven geboortedatum. Alsook dat het ‘certificate’ is afgegeven terwijl eiser in Nederland was, maar er wel een vingerafdruk op het document staat terwijl er geen betrouwbare persoonsregistratie in Somalië [2] is waarin zijn vingerafdrukken kunnen staan. Ook kan de rechtbank de minister volgen dat er sprake lijkt te zijn van een typefout in het geboorte uittreksel, nu er ‘foraign’ in plaats van ‘foreign’ staat. Echter, de rechtbank kan de minister op een aantal punten ook niet volgen. Zo vindt de rechtbank de conclusies die de minister trekt uit de vertalingen door middel van Google Translate moeilijk te volgen. De woorden zouden namelijk meerdere betekenissen kunnen hebben en niet enkel de betekenis die Google Translate eraan verbindt. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank zich dan ook wel voorstellen dat de minister vraagtekens plaatst bij dit document. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de conclusie van de minister kan worden gevolgd dat dit een ‘fantasiedocument’ is (wat dat ook moge betekenen) en dat het evident niet authentiek is. Als de minister twijfelt aan deze documenten en de gestelde valsheid daarvan wil tegenwerpen, ligt het op de weg van de minister om deze documenten nader te laten onderzoeken door deskundigen op dit gebied, bijvoorbeeld door Bureau Documenten. Daardoor kunnen deze overwegingen van de minister ook niet zelfstandig de afwijzing als kennelijk ongegrond dragen en moet de minister nader onderzoek doen naar de identiteit van eiser door contact te leggen met de Keniaanse autoriteiten en, als blijkt dat eiser geen onderdaan is van Kenia dan wel als de minister ook geen reactie krijgt van de Keniaanse autoriteiten, bijvoorbeeld een taalanalyse af te nemen.
Bewaring – schadevergoeding
7. Nu het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is moet de vrijheidsontnemende maatregel worden opgeheven. De zaak kan namelijk niet meer in de grensprocedure worden afgedaan.
7.1.
Op grond van artikel 106 van de Vw [3] kan de rechtbank als zij de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
7.2.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen gronden aanwezig aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toe te kennen. De maatregel was met ingang van 22 juli 2024 (de dag van het indienen van de gronden en het eerste rappel aan de Keniaanse ambassade) onrechtmatig. De rechtbank zal schadevergoeding toekennen voor 38 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 38 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 3.800,-.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor acht weken.
10. Omdat op het beroep is beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift en een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer NL24.28206:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 juli 2024;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser
tot een bedrag van € 3.800,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer NL24.28207:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/voorzieningenrechter, in beide zaken:
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Roefs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
2.Zie het ambtsbericht Somalië juni 2023, pagina 49.
3.Vreemdelingenwet 2000.