ECLI:NL:RBDHA:2024:2306
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
Deze uitspraak betreft een beroep dat eiseres heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft haar aanvraag op 18 maart 2023 ingediend, en verweerder had de verplichting om binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag te beslissen. Eiseres heeft verweerder op 8 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op 22 februari 2024.