ECLI:NL:RBDHA:2024:23044
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening (VOVO) van een verzoeker die een aanvraag had ingediend voor een gecombineerde vergunning verblijf en arbeid. De aanvraag werd op 13 september 2023 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker op 25 september 2023 bezwaar gemaakt, dat op 16 januari 2024 ongegrond werd verklaard. Op 12 februari 2024 heeft de verzoeker beroep ingesteld, geregistreerd onder het kenmerk NL24.5279, en tegelijkertijd een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 187,- niet was betaald, wat een vereiste is voor de behandeling van het verzoek. De rechtbank heeft de verzoeker op 17 februari 2024 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken moest worden betaald. Deze brief is op 20 februari 2024 bezorgd, maar het griffierecht is niet ontvangen. De verzoeker heeft geen geldige reden opgegeven voor de niet-betaling.
Gelet op het feit dat het griffierecht niet op tijd is betaald, heeft de rechtbank besloten het verzoek niet inhoudelijk te behandelen en het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.