ECLI:NL:RBDHA:2024:23034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen op basis van inburgeringsvereiste
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen beoordeeld. Eiser, geboren in 1985 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 22 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning, maar deze werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste. De rechtbank heeft op 21 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de verblijfsvergunning. Hoewel eiser in beroep een kopie van zijn inburgeringsdiploma overlegt, waaruit blijkt dat hij op 11 september 2023 het inburgeringsexamen heeft behaald, stelt de rechtbank dat deze informatie niet relevant is voor de beoordeling, aangezien het examen na de datum van het bestreden besluit is behaald. De rechtbank benadrukt dat het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste een zelfstandige afwijzingsgrond is en dat de beroepsgronden van eiser met betrekking tot het middelenvereiste niet meer aan de orde komen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.