ECLI:NL:RBDHA:2024:22960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 8856
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake dwangsombesluit en openbaarmakingsbesluit op grond van de Wet op de kansspelen en de Wet open overheid

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster, die in bezwaar is gegaan tegen een dwangsombesluit en een openbaarmakingsbesluit van de Kansspelautoriteit. Het dwangsombesluit, dat op 3 september 2024 is genomen, verplicht verzoekster om een overtreding van de Wet op de kansspelen (Wok) te staken, met een dreiging van een dwangsom van € 280.000,- per week. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Daarnaast is er een openbaarmakingsbesluit genomen dat het dwangsombesluit openbaar maakt. Verzoekster verzoekt ook hieromtrent om een voorlopige voorziening, zodat de besluiten alleen geanonimiseerd openbaar mogen worden gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 6 december 2024 behandeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangenafweging in het voordeel van verzoekster uitvalt, gezien de mogelijke reputatieschade en de diffamerende werking van de besluiten. De voorzieningenrechter wijst beide verzoeken toe, met de bepaling dat de besluiten alleen geanonimiseerd openbaar mogen worden gemaakt tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 1.750,-, en het griffierecht van in totaal € 742,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/8856 en SGR 24/8855
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 op de verzoeken om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , [land] , verzoekster

(gemachtigden: mr. M. de Graef en mr. K.E.L. van Haastrecht),
tegen

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit (Ksa), verweerder

(gemachtigde: mr. J. Egers en mr. M. van Dalen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster.
1.1.
Met het (primaire) besluit van 3 september 2024 (het dwangsombesluit) heeft
verweerder verzoekster gelast om uiterlijk binnen twee weken na dagtekening van dit besluit de overtreding(en) van artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wet op de kansspelen (Wok) te staken en gestaakt te houden. Na het verstrijken van deze termijn verbeurt verzoekster een dwangsom van € 280.000,- per week of gedeelte van de week of constatering van een overtreding van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok tot een maximum van
€ 840.000,-.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 24/8856).
1.2.
Met het (primaire) besluit van 3 september 2024 (het openbaarmakingsbesluit)
heeft verweerder besloten om het dwangsombesluit openbaar te maken en voorts zal het openbaarmakingsbesluit openbaar worden gemaakt. [1]
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 24/8855).
1.3.
Verweerder heeft de openbaarmaking van beide besluiten opgeschort tot de
uitspraak van de voorzieningenrechter. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 6 december 2024 op zitting
behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoeker, vergezeld van mr. J.G.H.M. van den Biggelaar, en de gemachtigden van verweerder.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter - na een korte schorsing -
onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter acht voldoende spoedeisend belang aanwezig.
Waar gaat deze zaak over?
2.1
Volgens verweerder geeft verzoekster de gelegenheid tot deelname aan een kansspel, terwijl voor dat laatstgenoemde aanbod geen vergunning is afgegeven op grond van de Wok. Daarom heeft verweerder het dwangsombesluit en het openbaarmakingsbesluit genomen.
2.2
Verzoekster is het niet eens met deze besluiten. Zij heeft de voorzieningenrechter - kort gezegd - verzocht de openbaarmaking van de besluiten te schorsen dan wel te bepalen dat de besluiten alleen in geanonimiseerde vorm openbaar mogen worden gemaakt.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
3. De vraag of het openbaarmakingsbesluit en daarmee het dwangsombesluit openbaar mogen worden gemaakt hangt samen met de beoordeling of verweerder in redelijkheid een last onder dwangsom aan verzoekster heeft mogen opleggen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent de voorlopige voorzieningenprocedure zich, gelet op de procedurele en inhoudelijke geschilpunten, in dit geval niet voor een beoordeling. De voorzieningenrechter zal dan ook alleen beoordelen of het belang van verzoekster bij toewijzing van de gevraagde voorziening in beide zaken opweegt tegen het algemeen belang van verweerder bij afwijzing daarvan. Daarbij komt aan het algemeen belang bij openbaarmaking een groot gewicht toe.
Dan zijn er de belangen van verzoekster. Dit betreft diffamerende werking van de besluiten en reputatieschade door wantrouwen bij spelers, partners, leveranciers en betalingsverwerkers, die mogelijk hun relatie met verzoekster gaan heroverwegen. Dit zal niet direct tot een faillissement bij verzoekster leiden, maar grote gevolgen zijn te voorzien. De voorzieningenrechter weegt mee dat verweerder op zitting heeft aangegeven dat op
17 december 2024 de hoorzitting zal plaatsvinden en dat een beslissing op bezwaar wellicht medio januari 2025 kan worden genomen. Van belang is deze relatief korte duur voor de besluitvorming en ook dat inmiddels aan de last is voldaan, nu spelers vanuit Nederland geen toegang (meer) hebben tot de websites van verzoekster. De belangen van verzoekster zijn zodanig dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om een voorlopige voorziening te treffen.
4. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden toegewezen, in die zin dat de besluiten alleen geanonimiseerd openbaar mogen worden gemaakt tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
5. In de toekenning van de verzoeken ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door verzoekster gemaakte proceskosten. De voorzieningenrechter stelt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het gezamenlijk verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt bij wegingsfactor 1). Voorts moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht (2x € 371,-) aan verzoekster vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst beide verzoeken om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat het dwangsombesluit en het openbaarmakingsbesluit alleen geanonimiseerd openbaar mogen worden gemaakt tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van (in totaal) € 742,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten van verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 december 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 3.1. van de Wet open overheid (Woo)