In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster, die in bezwaar is gegaan tegen een dwangsombesluit en een openbaarmakingsbesluit van de Kansspelautoriteit. Het dwangsombesluit, dat op 3 september 2024 is genomen, verplicht verzoekster om een overtreding van de Wet op de kansspelen (Wok) te staken, met een dreiging van een dwangsom van € 280.000,- per week. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Daarnaast is er een openbaarmakingsbesluit genomen dat het dwangsombesluit openbaar maakt. Verzoekster verzoekt ook hieromtrent om een voorlopige voorziening, zodat de besluiten alleen geanonimiseerd openbaar mogen worden gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 6 december 2024 behandeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangenafweging in het voordeel van verzoekster uitvalt, gezien de mogelijke reputatieschade en de diffamerende werking van de besluiten. De voorzieningenrechter wijst beide verzoeken toe, met de bepaling dat de besluiten alleen geanonimiseerd openbaar mogen worden gemaakt tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 1.750,-, en het griffierecht van in totaal € 742,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.