ECLI:NL:RBDHA:2024:22941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
24/1022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van visumaanvraag door de rechtbank Den Haag met betrekking tot familieband en vestigingsrisico

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2024, wordt het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 24 juli 2023, en het bezwaar hiertegen werd op 3 januari 2024 eveneens afgewezen. Eiseressen, van Marokkaanse nationaliteit, hebben verzocht om een visum om een familielid te bezoeken. De rechtbank heeft op 26 september 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseressen en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiseressen niet voldoende hebben aangetoond dat zij de familieband met hun referent kunnen onderbouwen met de overgelegde geboorteaktes. Daarnaast is er redelijke twijfel over hun voornemen om Nederland tijdig te verlaten, gezien hun geringe economische en sociale binding met Marokko. De rechtbank stelt vast dat eiseressen onvoldoende bewijs hebben geleverd van hun inkomen en dat er geen onderbouwing is voor hun zorg voor hun moeder. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft kunnen besluiten tot afwijzing van de visumaanvraag.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseressen geen griffierecht terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24/1022 en AWB 24/1023

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer 1]
[eiseres 2], eiseres 2
V-nummer: [V-nummer 1]
hierna tezamen te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. L. Leenders),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. Y. van der Lei).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een visum kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 januari 2024 op het bezwaar van eiseressen is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseressen, de heer [naam] (referent) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1978 en eiseres 2 op [geboortedag] 1984. Zij hebben de Marokkaanse nationaliteit. Op 13 juni 2023 hebben eiseressen verweerder verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf om referent te bezoeken.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseressen afgewezen, omdat zij het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet hebben aangetoond. De gestelde familieband met referent is niet aangetoond met de overgelegde geboorteaktes. Daarnaast bestaat er redelijke twijfel over hun voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.
Wat vinden eiseressen in beroep?
4. Eiseressen zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder stelt ten onrechte dat eiseressen de familieband met referent met de overgelegde geboorteaktes niet hebben aangetoond. De moeder van eiseressen is de tante van referent. Verder is er geen vestigingsgevaar. Referent is een betrouwbare garantsteller en eiseressen hebben beiden een baan in hun land van herkomst en ontvangen hun inkomen per kas. Daarnaast verzorgen zij hun oudere moeder en zijn zij daarom verplicht terug te keren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Toetsingskader
5. De rechtbank stelt voorop dat uit het arrest Koushkaki [1] van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013 volgt dat verweerder bij het onderzoek van een visumaanvraag, met betrekking tot de beoordeling van de relevante feiten, over een ruime beoordelingsmarge beschikt om te bepalen of een van de in artikel 32, eerste lid, van de Visumcode vermelde gronden voor weigering van een visum aan de aanvrager kan worden tegengeworpen. Dit betekent dat de rechter de beoordeling van verweerder slechts terughoudend kan toetsen.
Doel en omstandigheden van het verblijf
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiseressen het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf in Nederland onvoldoende duidelijk hebben gemaakt bij de visumaanvraag. Eiseressen hebben gesteld dat zij referent, een familielid, willen bezoeken en dat de oma van eiseressen en de oma van referent zussen zijn. Maar de overgelegde geboorteaktes zijn onvoldoende om de gestelde familieband mee aan te tonen. Ook in bezwaar zijn geen stukken overgelegd die de familierelatie onderbouwen.
Vestigingsrisico
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft kunnen concluderen dat redelijke twijfel is ontstaan over het voornemen van eiseressen om het grondgebied van de Schengenzone tijdig te verlaten. Bij beantwoording van de vraag of een zogenaamd vestigingsrisico aannemelijk is, mag verweerder het criterium van sociale en economische binding hanteren.
5.3.
Verweerder heeft zich in dit kader op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een geringe economische binding met Marokko, omdat niet is gebleken dat eiseressen over een regelmatig en substantieel inkomen beschikken om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien. Zo is onvoldoende vast komen te staan dat zij een eigen baan hebben en hun inkomen hieruit per kas ontvangen. Eiseressen hebben geen bankafschriften met herleidbare stortingen, betaalbewijzen van contante betalingen, werkgeversverklaringen of andere schriftelijke stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij inkomen genereren met hun werkzaamheden.
5.4.
Verweerder heeft zich ook op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een geringe sociale binding met Marokko, omdat eiseressen alleenstaande vrouwen zijn zonder gezin en zij niet hebben onderbouwd dat hun moeder hulpbehoevend is en dat zij de daadwerkelijke zorg voor haar dragen. Eiseressen hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat niemand anders de zorg voor hun moeder zou kunnen overnemen. Ook is niet gebleken dat zij de zorg dragen voor andere directe familieleden of dat sprake zou zijn van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen.
5.5.
Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een geringe economische en sociale binding met Marokko en dat daardoor twijfel ontstaat over het voornemen van eiseressen om tijdig terug te keren. Het standpunt van referent dat hij garant staat voor een tijdige terugkeer van eiseressen naar Marokko, doet hier niet aan af.
6. Nu eiseressen de vragenlijst van verweerder niet binnen de daarvoor gestelde termijn hebben ingevuld en geretourneerd, heeft verweerder deze niet hoeven te betrekken in het bestreden besluit. Overigens zou, als de ingevulde vragenlijst wel zou zijn meegewogen, deze voorgaande overwegingen niet anders maken, nu daarin enkel een nadere toelichting is gegeven over de gezinssamenstelling, woonsituatie en reisdoel, zonder nadere onderbouwing.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiseressen krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013 (ECLI:EU:C:2013:862).