In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V. Senczuk, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in beginsel binnen acht weken na de aanvraag een besluit moet nemen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is verleend, omdat zij aan de voorwaarden voldoet. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft overwogen dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiseres in dit geval niet eerst een ingebrekestelling hoefde te sturen, gezien de eerdere uitspraak van 27 juni 2024 waarin een termijn was gesteld voor het nemen van een besluit. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.