ECLI:NL:RBDHA:2024:22924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
24-37406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend na een eerdere uitspraak van 18 maart 2024, waarin de minister van Asiel en Migratie werd opgedragen binnen vier weken te beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres stelt beroep in omdat de minister deze beslissing niet tijdig heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat in dit geval geen ingebrekestelling nodig was, gezien de eerder gestelde termijn door de rechtbank.

De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank draagt de minister op om alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst het verzoek om een extra dwangsom af, omdat aan eiseres al een volledige bestuurlijke dwangsom was toegekend in de eerdere uitspraak.

Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.37406
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres (gemachtigde: mr. D. van Elp),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 maart 2024 in de zaak met het kenmerk NL24.2129. In die uitspraak staat dat verweerder binnen vier weken moet beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis (hierna: de aanvraag). Eiseres stelt beroep in, omdat verweerder de beslissing niet (tijdig) heeft genomen.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1

Beoordeling door de rechtbank

3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
4. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 18 maart 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
5. De minister heeft niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.5 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.6
7. Voor het aannemen van een dergelijk geval ziet de rechtbank in deze zaak geen aanleiding. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, waardoor onduidelijk is wat de huidige stand van zaken is in het dossier. Verweerder heeft sinds de genoemde uitspraak van 18 maart 2024 geen kenbare nadere stappen ondernomen. Om die reden zal de rechtbank verweerder nu de nadere beslistermijn van twee weken geven, als bedoeld in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.7
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
9. In de uitspraak van 18 maart 2024 is aan eiseres reeds de volledige bestuurlijke dwangsom toegekend. De rechtbank kent niet nogmaals een dwangsom toe en wijst het verzoek daarom af.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 7 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 november 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.