In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend na een eerdere uitspraak van 18 maart 2024, waarin de minister van Asiel en Migratie werd opgedragen binnen vier weken te beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres stelt beroep in omdat de minister deze beslissing niet tijdig heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat in dit geval geen ingebrekestelling nodig was, gezien de eerder gestelde termijn door de rechtbank.
De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank draagt de minister op om alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst het verzoek om een extra dwangsom af, omdat aan eiseres al een volledige bestuurlijke dwangsom was toegekend in de eerdere uitspraak.
Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 november 2024.