ECLI:NL:RBDHA:2024:22921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2024
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
24/43
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestuursdwang sluiting evenementenhal door burgemeester Rijswijk

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 december 2024, wordt het beroep van de Eritrese Vereniging Utrecht (EVU) en de Stichting Nederlands Eritrees Platform (SNEP) tegen het besluit van de burgemeester van Rijswijk beoordeeld. De burgemeester had op 28 mei 2023, met toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang, besloten om de evenementenhal van [eiser, sub 3] B.V. te sluiten, waar de EVU en SNEP een evenement ter viering van de Eritrese onafhankelijkheid wilden organiseren. De rechtbank oordeelt dat zowel EVU als SNEP belanghebbenden zijn en procesbelang hebben, omdat zij direct door het besluit zijn getroffen en schade hebben geleden door het vroegtijdig afbreken van hun evenement. De rechtbank concludeert dat de burgemeester de belangen van de eisers voldoende heeft meegewogen, maar vernietigt het besluit voor zover het betreft de niet-ontvankelijkheid van EVU en SNEP. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit en kent proceskostenvergoeding toe aan de eisers. De uitspraak benadrukt het belang van een evenredige belangenafweging en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de rechten van belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/43

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 december 2024 in de zaak tussen

de Eritrese Vereniging Utrecht (EVU),de Stichting Nederlands Eritrees Platform (SNEP) en[eiser, sub 3] B.V., eisers

(gemachtigde: mr. B.J.W. Walraven),
en

de burgemeester van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Buitenhuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder om met toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang [eiser, sub 3] te sluiten op 28 mei 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 22 november 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een afgevaardigde van SNEP en EVU, de gemachtigde van verweerder en een medewerker van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. De EVU en de SNEP wilden op 28 mei 2023 de Eritrese onafhankelijkheid vieren in de evenementenhal van [eiser, sub 3] B.V. Verweerder heeft op 28 mei 2023 met toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang [1] besloten om de evenementenhal te sluiten. [2] De politie deed mededeling van dit besluit en verweerder heeft het besluit op 31 mei 2023 op schrift gesteld. Verweerder vond dat er sprake was van een situatie die ernstige gevolgen had voor de openbare orde en veiligheid, vanwege steek-, vechtpartijen en ernstige vormen van overlast door personen die naar de evenementenhal kwamen en zich richtten op de bezoekers van het evenement.
2.1.
In deze zaak moet worden beantwoord of EVU en SNEP belanghebbenden zijn en zo ja, procesbelang hebben. Ook moet de vraag worden beantwoord of verweerder de belangen van eisers voldoende heeft meegewogen bij zijn besluit.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers zijn het niet eens met het besluit. Allereerst zijn zij van mening dat ook EVU en SNEP belanghebbenden zijn. De bestuursdwang was voldoende rechtstreeks tegen hen gericht, omdat zij de door hen georganiseerde bijeenkomst moesten afbreken en hun vertegenwoordigers en leden onmiddellijk het pand moesten verlaten. Eisers merken op dat verweerder na de hoorzitting in bezwaar van standpunt is veranderd over dit punt, en stellen dat hier sprake is van reformatio in peius.
3.1.
Ook menen zij dat alle drie de eisers procesbelang hebben. Zij hebben (materiële en immateriële) schade geleden en ze willen daar een vergoeding voor. Ook konden zij door de toepassing van bestuursdwang de onafhankelijkheid van Eritrea niet vieren.
3.2.
Daarnaast zijn zij van mening dat verweerder de belangen niet juist heeft afgewogen en er strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het grondrecht van vergadering is geschonden van eisers. [3] Ook was verweerder van te voren op de hoogte van de voornemens van de tegenstanders van de bijeenkomst en had meer moeten doen om het geweld te voorkomen. Tot slot is volgens eisers het besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd, onder meer omdat het onduidelijk is over welke informatie verweerder beschikte toen hij zijn besluit nam.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat SNEP en EVU belanghebbenden zijn en procesbelang hebben. Ook oordeelt de rechter dat verweerder de belangen van eisers voldoende heeft meegewogen bij zijn besluit. Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zijn ook EVU en de SNEP belanghebbenden?
5. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [4] Alleen een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. [5] Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende.
5.1.
Aan het criterium rechtstreeks belang wordt niet voldaan wanneer er uitsluitend sprake is van een afgeleid belang. Een afgeleid belang wordt in de regel aangenomen indien een appellant slechts indirect, bijvoorbeeld via een contractuele relatie, wordt getroffen in een belang dat parallel is aan dat van de geadresseerde van het besluit. In dat geval ligt het op de weg van de geadresseerde van het besluit om voor die belangen op te komen.
5.2.
In sommige gevallen bestaat er aanleiding om een betrokkene niet tegen te werpen dat hij een afgeleid belang heeft en geen rechtstreeks belanghebbende is omdat zijn belang uitsluitend voortvloeit uit een contractuele relatie. Dat is onder andere het geval als de betrokkenheid van zijn recht- of belangpositie een zelfstandige aanspraak op rechtsbescherming rechtvaardigt.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van de recht- of belangpositie van EVU en SNEP een zelfstandige aanspraak op rechtsbescherming rechtvaardigt. Het organiseren van een evenement waarbij de Eritrese Bevrijdingsdag wordt herdacht heeft fundamentele betekenis voor EVU en SNEP. Door het besluit moesten zij hun beoogde evenement voortijdig staken. Daarnaast was niet alleen [eiser, sub 3], maar waren ook EVU en SNEP jarenlang feitelijk gesprekspartners van verweerder bij overleggen over hun evenementen. Tot slot heeft verweerder in eerdere procedures ook nooit betwist dat zij belanghebbenden zijn.
Hebben EVU en SNEP procesbelang?
6. De rechtbank is van oordeel dat EVU en SNEP procesbelang hebben bij een beoordeling van het beroep.
Procesbelang is het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat de rechtzoekende concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit betreft niet de vraag of de rechtzoekende gelijk heeft. Het gaat erom dat de rechtzoekende een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [6] geldt dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Geen uitspraak van de bestuursrechter kan worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan.
6.2.
Ook kan volgens vaste rechtspraak van de Afdeling procesbelang bestaan indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van bestuurlijke besluitvorming. [7]
De rechtbank oordeelt dat EVU en SNEP procesbelang hebben, omdat zij voor het evenement kosten hebben moeten maken en het evenement vroegtijdig hebben moeten afbreken. Verweerders standpunt dat EVU en SNEP hun schade via [eiser, sub 3] zouden moeten verhalen, verandert dit oordeel niet.
Is er sprake van een evenement?
7. De rechtbank vindt dat verweerder de viering van de bevrijding mocht aanmerken als een evenement. Hierna licht de rechtbank dit toe.
7.1.
De jaarlijkse viering van de Eritrese bevrijding, die plaatsvindt in [eiser, sub 3], is in voorgaande jaren als evenement beschouwd en daarvoor heeft [eiser, sub 3] steeds een in haar exploitatievergunning voorgeschreven melding gedaan. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is dat de bijeenkomst anders dient te worden bezien dan voorgaande jaren omdat de bijeenkomst valt onder de vrijheid van vergadering. Verweerder heeft de bijeenkomst daarom op goede gronden aangemerkt als een evenement en geoordeeld dat er geen sprake is van schending van fundamentele belangen. De rechtbank overweegt hierbij dat in de melding van 21 februari 2023 is aangegeven dat het een evenement is en een feestelijke viering. Verder is van belang dat het een viering betrof met muziek van een liveband en waarbij alcohol werd geschonken. Dit zijn activiteiten die als verrichting van vermaak, dus als evenement, mochten worden beschouwd. Er was daarnaast ook geen sprake van een formele inschrijving of een besloten evenement (zoals bij een congres), maar van kaartverkoop aan de deur aan eenieder. Dat past meer bij een evenement dan bij een besloten vergadering. Tot slot mocht verweerder meewegen dat in het programma voor het evenement op 28 mei 2023 niet blijkt van enige besluitvorming over een onderwerp.
7.2.
Het beroep van eisers op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter, verandert dit niet. Deze uitspraak zag op een noodbevel en het beëindigen van een conferentie door een jongerenorganisatie met Eritrese achtergrond. In deze zaak is geen sprake van een noodbevel, waarvoor vereist is dat er vrees voor ernstige wanordelijkheden moet zijn.
Heeft verweerder de belangen van eisers voldoende meegewogen?
7.3.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de belangen van eisers voldoende heeft meegewogen bij haar besluit.
Net als verweerder, meent de rechtbank dat verweerder alle maatregelen die hij redelijkerwijs had kunnen treffen om het evenement in goede banen te leiden heeft genomen, dan wel heeft afgewogen. Verweerder heeft verschillende preventieve maatregelen genomen. Op advies van de politie is de datum verplaatst. Ook hebben gesprekken met [eiser, sub 3] geleid tot extra maatregelen, zoals het opvoeren van de beveiliging, toezichthouders en het plaatsen van detectiepoorten bij de ingang. Daarnaast heeft verweerder 100 politiemensen ingezet, en op een gegeven moment de Mobiele Eenheid (ME). Ten slotte heeft verweerder zich laten adviseren door de politie en de lokale driehoek. Verweerder heeft mogen besluiten dat er geen andere maatregel mogelijk was, want de geweldsincidenten waren ernstig en bedreigden de veiligheid van de bezoekers van het evenement. Ook heeft verweerder spoedig ingegrepen en de sluiting niet langer laten voortduren dan nodig.

Conclusie en gevolgen

8.1.
Het beroep treft doel voor zover EVU en SNEP in bezwaar niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit op dit punt. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit. Dat betekent dat het besluit van verweerder om zeer spoedeisende bestuursdwang op te leggen in stand blijft. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gedeeltelijk gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden. Om dezelfde reden krijgen eisers een vergoeding van de proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 28 mei 2023 voor zover EVU en SNEP daarin niet-ontvankelijk zijn verklaard;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,-.
  • bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 371,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 5:31 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Verweerder baseerde zijn besluit op artikel 2:12, eerste lid, van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent openbare orde en veiligheid 2021 (Algemene plaatselijke verordening voor Rijswijk 2012) (APV) en artikel 125, derde lid, en artikel 174 van de Gemeentewet.
3.Eisers verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2820.
4.Dit staat in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Dit is geregeld in artikel 8:1 van de Awb.
6.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1396.
7.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van 28 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9541.