Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. N. Schoonbrood).
Procesverloop
Overwegingen
Lichter middel
Ambtshalve toetsing
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Indiase nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 6 november 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 18 november 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden van de maatregel van bewaring niet langer betwistte, wat tijdens de zitting werd bevestigd. Eiser had eerder al beroep ingesteld tegen een vergelijkbare maatregel van bewaring, waarover de rechtbank al had geoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was, gezien het risico op onttrekking aan het toezicht en de mogelijkheid dat eiser zijn asielprocedure zou gebruiken om aan de maatregel te ontkomen. Eiser had verzocht om een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had aangetoond dat dit niet mogelijk was.
De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was, maar kwam tot de conclusie dat dit niet het geval was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 november 2024 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.