ECLI:NL:RBDHA:2024:2291
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van compensatie in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de Dienst Toeslagen om compensatie toe te kennen in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag beoordeeld. Eiser had eerder, in 2014, kinderopvangtoeslag aangevraagd, maar deze was stopgezet vanwege inschrijvingsproblemen. In 2021 heeft eiser zich gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2014, 2015 en 2017. De Dienst Toeslagen heeft zijn verzoek afgewezen, onder verwijzing naar een advies van de Commissie van Wijzen, waarin werd geconcludeerd dat er geen sprake was van institutioneel vooringenomen handelen.
De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen voldoende aandacht heeft besteed aan het bezwaar van eiser en dat er geen bewijs is van vooringenomenheid in de behandeling van zijn aanvragen. Eiser heeft aangevoerd dat de afwijzing van zijn verzoek om compensatie onterecht was, omdat hij niet de kans heeft gekregen om zijn bezwaar mondeling toe te lichten. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet is benadeeld in zijn rechtsgang, aangezien hij de mogelijkheid had om zijn bezwaar alsnog in te dienen.
Ten aanzien van de jaren 2014 en 2017 concludeert de rechtbank dat er geen bewijs is van vooringenomen handelen door de Dienst Toeslagen. De rechtbank wijst erop dat de afwijzing van de compensatie op goede gronden is gedaan, en dat de omstandigheden van eiser in eerdere jaren niet automatisch leiden tot een recht op compensatie in latere jaren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.