ECLI:NL:RBDHA:2024:22909
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In de zaak tussen de verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.G. Wiebes, en de Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024 uitspraak gedaan. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoekster. Hierop heeft de verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 26 november 2024, samen met een andere zaak (NL24.44435). Tijdens de zitting was de verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in de andere zaak, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier K.L.H. Thomas, en is openbaar gemaakt op 3 december 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.