ECLI:NL:RBDHA:2024:22890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
24/3848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gedeeltelijke openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid (Woo)

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke openbaarmaking van gegevens op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser had op 26 juli 2022 een verzoek ingediend voor de openbaarmaking van documenten met betrekking tot de locatie van ondergrondse restafvalcontainers (ORACs). Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, heeft bij besluit van 24 november 2022 een aantal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Eiser was het niet eens met deze gedeeltelijke openbaarmaking en heeft bezwaar aangetekend. In de beroepsprocedure heeft verweerder het bestreden besluit op 7 oktober 2024 gewijzigd, waarbij het bezwaar van eiser gegrond werd verklaard en vier nadere documenten zijn verstrekt. Eiser betwist echter dat verweerder een volledige zoekslag heeft verricht en stelt dat er meer documenten moeten zijn die onder het Woo-verzoek vallen. De rechtbank oordeelt dat verweerder de zoekslag onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt en dat niet kan worden uitgesloten dat er nog andere relevante documenten zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en het wijzigingsbesluit, en bepaalt dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3848

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. F.I.M. Tevette).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke openbaarmaking van gegevens op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Verweerder heeft bij besluit van 24 november 2022 een aantal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 18 maart 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder daar aanvankelijk bij gebleven.
1.2.
Op 7 oktober 2024 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd, waarbij het bezwaar gegrond is verklaard en er vier nadere documenten zijn verstrekt (het wijzigingsbesluit). Dit besluit maakt van rechtswege onderdeel uit van de beroepsprocedure. [1]
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 26 juli 2022 een verzoek tot openbaarmaking van documenten ingediend op grond van de Woo. Het verzoek betreft alle documenten die betrekking hebben op de locatie van ondergrondse restafvalcontainers (ORACs) op ORAC-locatie 105.09, waaronder de documenten die ten grondslag liggen aan het ontwerpplaatsingsplan en het definitieve plaatsingsplan.
3. Bij het besluit van 24 november 2022 heeft verweerder 32 documenten openbaar gemaakt. Daarvan zijn er 26 gedeeltelijk openbaar gemaakt omdat volgens verweerder op deze documenten een uitzonderingsgrond van toepassing is; op grond daarvan zijn gedeelten onleesbaar gemaakt.
4. Conform het advies van de bezwaaradviescommissie heeft verweerder het bezwaar van eiser bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
5. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder opnieuw een zoekslag verricht. Als gevolg hiervan zijn twee documenten aangetroffen die abusievelijk nog niet bij het bestreden besluit openbaar waren gemaakt, maar al wel op 29 augustus 2023 aan eiser per mail waren toegezonden; dit betreft een tekening van kabels en leidingen en een verslag van 30 augustus 2018. Daarnaast zijn twee looplijnentekeningen aangetroffen die niet eerder openbaar waren gemaakt. Het bezwaar is alsnog gegrond verklaard en de aangetroffen documenten zijn bij het wijzigingsbesluit aan eiser verstrekt en openbaar gemaakt.
Wat stelt eiser in beroep?
6. Eiser bestrijdt dat verweerder een volledige zoekslag heeft verricht. Verweerder moet beschikken over documenten waaruit blijkt met hoeveel huishoudens per ORAC-locatie rekening is gehouden om tot een verdeling van ORAC’s te komen. Daarnaast moeten er SMS- dan wel WhatsAppberichten zijn bewaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Bij besluiten over de openbaarmaking van documenten op grond van de Woo, moet het bestuursorgaan voldoende inzichtelijk maken hoe het de zoekslag heeft verricht. Die zoekslag moet zorgvuldig zijn. Het voldoende inzichtelijk maken van de zoekslag kan het bestuursorgaan bewerkstelligen door bijvoorbeeld te vermelden welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gehanteerd voor het zoeken naar documenten in die systemen, welke specifieke vragen de volgens het bestuursorgaan relevante personen hebben meegekregen en welke schifting in de door die personen aangedragen documenten vervolgens is gemaakt. [2]
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de zoekslag onvoldoende inzichtelijk gemaakt en is onvoldoende gebleken dat de zoekslag zorgvuldig is verricht.
8.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit het proces weergegeven van de totstandkoming van een plaatsingsplan. Hieruit blijkt dat naar aanleiding van een eerste conceptplan, proefsleuven worden gegraven om na te gaan waar de kabels en leidingen in de ondergrond liggen. Hier ligt een Klic-tekening aan ten grondslag. Het conceptplan wordt mondeling besproken met de milieubeheerder en de wegbeheerder van het stadsdeel. Hier is geen verslag van. Vervolgens is het conceptplan voorgelegd aan de ambtelijke adviescommissie Vooroverleg over verkeerszaken (VOV). Het hiervan gemaakte verslag is openbaar gemaakt. Van de daaropvolgende inloopavond is geen verslag. Het ontwerpplan en het definitieve plan zijn vervolgens ter inzage gelegd en zijn dus ook openbaar.
8.2.
In beroep heeft verweerder vervolgens toegelicht dat het Woo-verzoek is uitgezet bij de projectleider van het ORAC-team en de technisch specialist van het Ingenieursbureau. Die hebben gezocht naar documenten door middel van een scala aan zoektermen, aldus verweerder. Een volledig overzicht van die zoektermen geeft verweerder echter niet. Ook het aantal gebruikte zoektermen zegt verweerder niet te kunnen geven. Dit zouden er minstens 5 zijn. Verweerder noemt wel als voorbeelden het locatienummer, de straatnaam, halve straatnamen en de straat ernaast, maar dit geeft geen precies en volledig beeld van alle gebruikte zoektermen. Verweerder heeft bovendien niet duidelijk kunnen maken waarom in de beroepsfase nog een zoekslag is verricht en hoe deze zoekslag eruit heeft gezien.
8.3
Verweerder geeft ook aan dat is gezocht in alle voor de hand liggende systemen en noemt daarbij de mailboxen, SharePoint en de G-Schijf als voorbeelden. Dit geeft een indruk van de doorzochte systemen, maar is niet volledig genoeg. Verweerder heeft niet uiteengezet met welke zoektermen in welke systemen is gezocht. Ook bleek ter zitting dat een aantal medewerkers die betrokken waren bij de plaatsing van de ORAC’s niet meer werkzaam is bij de gemeente. Niet is duidelijk geworden hoe en of verweerder ook heeft gezocht naar documenten van deze vertrokken medewerkers. Daar komt bij, dat verweerder niet heeft uitgelegd waarom kon worden volstaan met een zoekslag in de voor de hand liggende systemen, nu ter zitting is gebleken dat het proces begint met een conceptplan en dit conceptplan niet is gevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder met de gegeven toelichting onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de zoekslagen hebben plaatsgevonden en dat dit zorgvuldig is gebeurd.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat de zoekslagen onvoldoende inzichtelijk zijn gemaakt. Het is met de door verweerder gegeven onderbouwing niet uit te sluiten, dat zich onder hem nog andere relevante documenten berusten die onder het Woo-verzoek vallen. Het bestreden besluit en het wijzigingsbesluit zijn dan ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd en moeten worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

10. Eisers beroep is gegrond. Het bestreden besluit en het wijzigingsbesluit worden vernietigd. Verweerder moet binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Bovendien moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en het wijzigingsbesluit;
- bepaalt dat verweerder binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht, artikel 6:19, eerste lid.
2.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2019. ECLI:NL:RVS:2019:1675.