ECLI:NL:RBDHA:2024:22889

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen informatieve brief over FSV-registratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Financiën van 20 juli 2023 beoordeeld. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiseres tegen een brief van 27 mei 2023 niet-ontvankelijk. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de brief waarin werd medegedeeld dat zij was opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en dat deze registratie geen invloed had op haar aangiftes en aanvragen. De rechtbank behandelt de vraag of de brief van 27 mei 2023 als een besluit kan worden aangemerkt. Eiseres stelt dat de brief niet alleen informatief is, maar ook rechtsgevolgen heeft, omdat daarin wordt vastgesteld dat zij niet in aanmerking komt voor financiële tegemoetkoming. De rechtbank oordeelt echter dat de brief zuiver informatief is en geen publiekrechtelijk rechtsgevolg beoogt. Hierdoor is het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/156

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. M.A.N. van de Kerkhof en mr. A. van der Linde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 20 juli 2023 (“het bestreden besluit”), waarin het bezwaar van eiseres tegen verweerders brief van 27 mei 2023 niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen met bericht van afwezigheid. Haar gemachtigde is ter zitting vervangen door mr. A. Mikkers. Verweerder is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 30 april 2022 heeft verweerder aan eiseres een brief gestuurd, waarin staat dat zij is opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en waarom dat is gebeurd. Bij brief van 31 maart 2023 heeft verweerder een brief aan eiseres gestuurd met nadere informatie over de FSV. Met de brief van 27 mei 2023 heeft verweerder een “afsluitende brief” aan eiseres gestuurd. Daarin is medegedeeld dat uit onderzoek is gebleken, dat de FSV-registratie niet heeft geleid tot een aangepaste behandeling van haar aangiftes en aanvragen, zodat eiseres niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming.
3. Eiseres heeft tegen de brief van 27 mei 2023 bezwaar ingediend. Verweerder heeft het bezwaar met het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake zou zijn van een besluit.
Wat stelt eiseres in beroep?
4. Volgens eiseres is het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 27 mei 2023 niet alleen feitelijke informatie bevat, maar ook op rechtsgevolg is gericht. In de brief wordt namelijk vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming. Bovendien omvat de brief het rechtsoordeel, dat geen sprake is geweest van onrechtmatige controles door de Belastingdienst; het is voor eiseres onevenredig bezwarend om dat van verweerder te moeten aannemen terwijl zij geen toegang heeft tot de redenen voor de FSV-registratie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank gaat eerst in op haar bevoegdheid om van dit beroep kennis te nemen. Verweerder stelt in het verweerschrift namelijk dat de rechtbank onbevoegd is, omdat de brief van 27 mei 2023 geen besluit is en het voor eiseres dus niet mogelijk is om daartegen in beroep te gaan.
5.1
De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt. Het bestreden besluit dat beoordeeld moet worden, is het besluit van 20 juli 2023 dat is genomen op het bezwaar van eiseres. Een beslissing op bezwaar is een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daartegen kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Daarbij is niet relevant of het bezwaar ontvankelijk is verklaard of niet. De rechtbank is daarom bevoegd om in deze zaak een uitspraak te doen over het bestreden besluit.
6. De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of verweerder de brief van
27 mei 2023 terecht niet als een besluit heeft aangemerkt. Als besluit wordt aangemerkt een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. [1] Daarvoor moet sprake zijn van een door het bestuursorgaan beoogd rechtsgevolg. Daarnaast is vereist dat het een handeling van een bestuursorgaan is ter uitvoering van zijn publiekrechtelijke taak.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat de brief van 27 mei 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit. De brief is zuiver informatief van aard en is niet op een publiekrechtelijk rechtsgevolg gericht en beoogt dat evenmin. Het heeft als strekking om eiseres mee te delen dat het onderzoek naar de FSV-registratie is afgerond en wat daarvan het resultaat is. Dit brengt geen verandering teweeg in de rechtspositie van eiseres. Dat geldt ook voor verweerders conclusie dat eiseres niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming; deze conclusie laat onverlet dat eiseres een verzoek om financiële compensatie kan doen als zij vindt dat zij door de FSV-registratie is gedupeerd. Of eiseres een dergelijke aanspraak heeft, wordt niet bepaald door de brief van 27 mei 2023. Door het indienen van een verzoek om compensatie kan eiseres in rechte beoordeeld krijgen of zij daadwerkelijk aanspraak kan maken op vergoeding van nadeel dat zou zijn geleden door de FSV-registratie. Er zijn geen aanwijzingen dat het volgen van deze weg voor eiseres bijzonder risicovol, veeleisend of anderszins onevenredig bezwarend is. Er is dan ook geen reden om het rechtsoordeel in de brief van 27 mei 2023 gelijk te stellen met een besluit.
7. Omdat de brief van 27 mei 2023 niet is aan te merken als besluit, heeft verweerder het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 1:3, eerste lid.