ECLI:NL:RBDHA:2024:22888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/55
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen informatieve brief over FSV-registratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Financiën van 24 november 2023 beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van 12 september 2023, waarin werd medegedeeld dat hij was opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en dat deze registratie geen invloed had op zijn aangiftes en aanvragen. De minister verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat de brief van 12 september 2023 volgens hem geen besluit was.

De rechtbank behandelt de vraag of zij bevoegd is om het beroep te beoordelen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit, dat van 24 november 2023, wel degelijk een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ongeacht de ontvankelijkheid van het bezwaar. De rechtbank is van mening dat de brief van 12 september 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit, omdat deze enkel informatieve aard heeft en niet gericht is op een publiekrechtelijk rechtsgevolg. De rechtbank concludeert dat de minister het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en blijft het bestreden besluit in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak biedt inzicht in de kwalificatie van bestuursrechtelijke besluiten en de reikwijdte van de bevoegdheid van de rechtbank in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/55

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigden: mr. L.P.R. Gelissen en mr. N. Idrissi),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. M.A.N. van de Kerkhof en mr. A. van der Linde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 24 november 2023 (“het bestreden besluit”), waarin het bezwaar van eiser tegen verweerders brief van 12 september 2023 niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eiser en verweerder deelgenomen. Eiser is niet verschenen met bericht van afwezigheid.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 23 april 2021 heeft verweerder aan eiser een brief gestuurd, waarin staat dat hij is opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en waarom dat is gebeurd. Met de brief van 12 september 2023 heeft verweerder een “afsluitende brief” aan eiser gestuurd. Daarin is medegedeeld dat uit onderzoek is gebleken, dat de FSV-registratie niet heeft geleid tot een aangepaste behandeling van zijn aangiftes en aanvragen, zodat eiser niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming.
3. Eiser heeft tegen de brief van 12 september 2023 bezwaar ingediend. Verweerder heeft het bezwaar met het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake zou zijn van een besluit.
Wat stelt eiser in beroep?
4. Volgens eiser is het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 12 september 2023 niet alleen feitelijke informatie bevat, maar ook op rechtsgevolg is gericht. In de brief wordt namelijk vastgesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5 De rechtbank gaat eerst in op haar bevoegdheid om van dit beroep kennis te nemen. Verweerder stelt namelijk in het verweerschrift dat de rechtbank onbevoegd is, omdat de brief van 12 september 2023 geen besluit is en het voor eiser dus niet mogelijk is om daartegen in beroep te gaan.
5.1
De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt. Het bestreden besluit dat beoordeeld moet worden, is het besluit van 24 november 2023 dat is genomen op het bezwaar van eiser. Een beslissing op bezwaar is een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daartegen kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Daarbij is niet relevant of het bezwaar ontvankelijk is verklaard of niet. De rechtbank is daarom bevoegd om in deze zaak een uitspraak te doen over het bestreden besluit.
6. De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of verweerder de brief van 12 september 2023 terecht niet als een besluit heeft aangemerkt. Als besluit wordt aangemerkt een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. [1] Daarvoor moet sprake zijn van een door het bestuursorgaan beoogd rechtsgevolg. Daarnaast is vereist dat het een handeling van een bestuursorgaan is ter uitvoering van zijn publiekrechtelijke taak.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat de brief van 12 september 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit. De brief is zuiver informatief van aard en is niet op een publiekrechtelijk rechtsgevolg gericht en beoogt dat evenmin. Het heeft als strekking om eiser mee te delen dat het onderzoek naar de FSV-registratie is afgerond en wat daarvan het resultaat is. Dit brengt geen verandering teweeg in de rechtspositie van eiser. Dat geldt ook voor verweerders conclusie dat eiser niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming; deze conclusie laat onverlet dat eiser een verzoek om financiële compensatie kan doen als hij vindt dat hij door de FSV-registratie is gedupeerd. Of eiser een dergelijke aanspraak heeft, wordt niet bepaald door de brief van 12 september 2023.
7. Omdat de brief van 12 september 2023 niet is aan te merken als besluit, heeft verweerder het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 1:3, eerste lid.