In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.C. Boelens, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres had op 28 februari 2024 bezwaar gemaakt, maar de minister heeft de beslistermijn met zes weken verlengd en heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep terecht is ingediend, omdat eiseres de minister op 12 september 2024 in gebreke heeft gesteld, na het verstrijken van de beslistermijn. De rechtbank heeft besloten dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak een beslissing moet nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 21 november 2024.