ECLI:NL:RBDHA:2024:22878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
NL24.37677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag nareis asiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis, maar stelde dat verweerder niet tijdig had beslist. De rechtbank oordeelt dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden. Eiser vroeg om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank werd verleend.

De rechtbank behandelt vervolgens de procedurele aspecten van het beroep. Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe voor nareiszaken. De rechtbank wijst een verzoek van verweerder om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel voor verweerder zou wegnemen om tijdig te beslissen. De rechtbank legt uit dat een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingesteld zodra het bestuursorgaan in gebreke is, maar dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was. Eiser had de aanvraag op 4 maart 2024 verstuurd, maar de beslistermijn was nog niet verstreken op het moment van de ingebrekestelling op 3 september 2024.

Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37677
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
4. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)- principe. In verband met deze nieuwe werkwijze is het de rechtbank bekend dat verweerder primair verzoekt om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal gaan behandelen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
6. Als iemand de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. In dit geval heeft eiser de aanvraag op 4 maart 2024 per post verstuurd. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder de aanvraag een dag later heeft ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.4 Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. De beslistermijn eindigde daarom op 3 september 2024. Eiser heeft verweerder op 3 september 2024 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn dus nog niet verstreken. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is daarom niet- ontvankelijk.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk..
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).0
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 december 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.