In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Algerijnse man, heeft op 30 september 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 28 oktober 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 10 december 2024. Eiser stelt dat hij problemen verwacht met zijn familie vanwege zijn homoseksuele geaardheid, maar de verweerder acht deze geaardheid ongeloofwaardig. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn seksuele voorkeur en kan weinig details geven over zijn relaties.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser betoogt dat het besluit niet ondertekend is, maar de rechtbank stelt vast dat dit geen gebrek oplevert, aangezien de naam van de beslisambtenaar in het besluit is vermeld. Ook het beroep op de Procedurerichtlijn wordt door de rechtbank verworpen, omdat er geen bewijs is dat de beslisambtenaar niet aan de vereiste normen voldoet. De rechtbank concludeert dat de minister de homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, en dat het beroep ongegrond is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.