In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024 een beschikking gegeven inzake de vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw heeft op 3 november 2023 een verzoek ingediend om de man te veroordelen tot het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2020. De vrouw verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 537,-, terwijl de man verweer voerde tegen dit verzoek. Tijdens de zitting op 22 november 2024 zijn beide partijen, vergezeld door hun advocaten, verschenen.
De rechtbank heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI) van de ouders ten tijde van hun samenwoning is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behoefte van het kind op basis van de 'Tabel Eigen Aandeel Kosten Kinderen' € 277,- per maand bedraagt, geïndexeerd naar 2023. De rechtbank heeft de draagkracht van de man en de vrouw berekend, waarbij rekening is gehouden met hun schuldenlast en andere financiële verplichtingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de man, na aftrek van zorgkosten, een bijdrage van € 103,- per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, met ingang van 3 november 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter A.M. Brakel, bijgestaan door griffier A.J.A. Olthoff.