ECLI:NL:RBDHA:2024:2281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10440711 EJ23-81904
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet en toewijzing van schadevergoeding en vergoedingen in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 februari 2024 uitspraak gedaan over het ontslag op staande voet van een werknemer door zijn werkgever, Quatro Systems B.V. De werknemer, die sinds 2008 in dienst was, werd op 8 februari 2023 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan ongepast gedrag in communicatie met een klant, het verrichten van nevenwerkzaamheden zonder toestemming, en het benaderen van relaties van Quatro voor eigen gewin. De werknemer betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat het ontslag onterecht was. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was gegeven, omdat de ontslaggronden onvoldoende waren onderbouwd en de werknemer niet in strijd had gehandeld met de arbeidsovereenkomst. De rechter wees de verzoeken van de werknemer tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding, vakantietoeslag en niet genoten vakantiedagen toe. De tegenverzoeken van Quatro werden afgewezen. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer recht had op een schadevergoeding van € 12.598,79, een transitievergoeding van € 17.360,39, en een bedrag van € 3.072,60 voor niet genoten vakantiedagen, met wettelijke rente vanaf de respectieve data. Quatro werd veroordeeld in de proceskosten van beide partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 10440711 EJ VERZ 23-81904
Beschikking van de kantonrechter d.d. 15 februari 2024 in de zaak van:
[de werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, tevens verwerende partij,
hierna te noemen: [de werknemer] ,
gemachtigde: mr. I. Scheele,
tegen
Quatro Systems B.V.,
statutair gevestigd te Gouda, kantoorhoudende te Moordrecht,
verwerende partij, tevens verzoekende partij,
hierna te noemen: Quatro ,
gemachtigde: mr. N. Sprengers.

1.Het verloop van de procedures

De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken, uit welke stukken tevens het verloop van de procedure blijkt:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 7 april 2023;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken;
- het herziene en aangevulde verweerschrift, tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken alsmede een incidenteel verzoek ex artikel 843a Rv;
- het verweerschrift ex artikel 7:671b BW en artikel 7:672 BW en het verweer in het incident;
- de aantekeningen van mr. Sprengers ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zaak op 6 juni 2023;
- de pleitaantekeningen van mr. Scheele voor de mondelinge behandeling van 6 juni 2023;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van 6 juni 2023;
- de beschikking in het incident d.d. 29 juni 2023;
- de akte van Quatro d.d. 24 november 2023;
- de brief met bijlagen d.d. 9 januari 2024 van mr. Sprengers;
- de akte van [de werknemer] d.d. 15 januari 2024;
- het overzicht dat Quatro heeft overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 15 januari 2024.
- de aantekeningen van mr. Sprengers voor de mondelinge behandeling van de zaak op 15 januari 2024;
- de aantekeningen die de griffer heeft gemakt tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 15 januari 2024.

2.De beoordeling

2.1
[de werknemer] verzoekt in deze procedure, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van Quatro om binnen twee dagen na de in deze te geven beschikking aan hem te betalen:
a. de gefixeerde schadevergoeding ad € 15.487,81 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
b. de transitievergoeding ad € 17.360,39 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
c. een bedrag ad € 2.111,72 bruto ter zake de resterende vakantietoeslag;
d. een bedrag ad € 3.072,60 ter zake de opgebouwde niet genoten vakantiedagen;
e. een bedrag ad € 1.153,99 ter zake de buitengerechtelijke incassokosten;
f. de wettelijke rente over alle voornoemde bedragen vanaf de dag dat die bedragen verschuldigd zijn;
met veroordeling van Quatro in de kosten van de procedure.
2.2
[de werknemer] legt het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag. Hij is geboren op [geboortedatum] 1985 en is op 1 januari 2008 voor (on)bepaalde tijd in dienst getreden bij Quatro in de functie van [functie] tegen een salaris ad € 3.094,31 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Op zijn arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Metaal en techniek technisch installatiebedrijf. Op 7 februari 2023 heeft Quatro met [de werknemer] gesproken. In aansluiting daarop heeft zij hem bij brief d.d. 8 februari 2023 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is onder meer het volgende geschreven:
In het weekend dat volgde(bedoeld is het weekend dat volgde op vrijdag 3 februari 2023)
ontvingen wij van onze klant [klant] een afschrift van de emailwisseling die u op vrijdag 03-02-2023 voerde met een van hun medewerkers. Van de door u in deze email naar onze klant gehanteerde toon en taalgebruik zijn wij behoorlijk geschrokken.
Vervolgens ontvingen wij op dinsdag 07-02-2023 van een andere relatie van ons het bericht dat u al in januari 2023 uzelf als zzp’er, handelend onder de naam [eenmanszaak] , heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De door u ingeschreven bedrijfsactiviteiten komen overeen met die van Quatro Systems BV.
In het gesprek dat vervolgens op 07-02-2023 met u plaatsvond bent u met het vorenstaande geconfronteerd. Uw houding in dit gesprek kwam over als ongeïnteresseerd en erg nonchalant. Uw reactie op de door ons geconstateerde feiten was als volgt:
Email aan medewerker [klant] :
U bevestigde deze email te hebben gezonden. U gaf geen enkele blijk van inzicht in het feit dat de door u gebezigde toon en het taalgebruik niet past binnen een professionele werkrelatie. Ook weigerde u een rectificatie op deze email te sturen, ondanks ons dringend verzoek daartoe. U stelde achter de door u verstuurde emails te staan.
Uw nevenwerkzaamheden:
U bevestigde al enige tijd geleden een eigen bedrijf te zijn gestart waarmee u werkzaamheden verricht zoals die ook ( door u ten behoeve van) Quatro Systems worden verricht. U gaf aan dat u voor deze werkzaamheden gebruik maakt van de bedrijfsauto en het gereedschap die aan u door Quatro Systems BV ter beschikking zijn gesteld. U gaf aan al meerdere werkzaamheden voor eigen rekening te hebben uitgevoerd én gefactureerd. De door u op deze wijze verrichte werkzaamheden betreffen werken die passen binnen de normale activiteiten van Quatro Systems BV en ook door ons hadden kunnen worden uitgevoerd. U gaf aan geen enkel kwaad te zien in uw handelswijze.
Hierop heeft [medewerker Quatro] u op non-actief gesteld en is u opgedragen de bedrijfseigendommen die u in uw bezit had in te leveren.
Na uw vertrek hebben wij nader onderzoek gedaan naar uw (met Quatro Systems BV concurrerende) activiteiten. Op basis van dit onderzoek hebben wij vastgesteld dat door u relaties van Quatro Systems BV zijn benaderd met de bedoeling voor uzelf werk te werven. Ook hebben wij diverse signalen dat uw gedrag jegens klanten van Quatro Systems BV zoals hiervoor omschreven niet op zichzelf staat. Tot slot hebben wij moeten vaststellen dat u structureel minder werkte dan de overeengekomen arbeidstijd dan wel onder werktijd veelvuldig met privézaken bezig was.
(…)
Het mag voor u duidelijk zijn dan uw hiervoor omschreven gedrag voor ons volstrekt onacceptabel is. (…)
Alle genoemde feiten tezamen, ieder feit op zich en in willekeurige samenhang bezien hebben ons doen besluiten over te gaan tot uw ontslag op staande voet. Dit ontslag treedt in werking per heden, 8 februari 2023.
De e-mailcorrespondentie waar Quatro naar verwijst, rechtvaardigt niet het gegeven ontslag. [de werknemer] heeft daarin geen onvertogen woord geschreven. Wel heeft hij daarin aan de betreffende klant een aantal eisen gesteld, omdat deze klant de afspraken telkenmale niet nakwam, waardoor de werkzaamheden niet goed konden worden uitgevoerd. Het is juist, zoals in de ontslagbrief is vermeld, dat [de werknemer] zich op 6 januari 2023 als zzp’er heeft doen inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Hij heeft in zijn vrije tijd voor een bevriende aannemer onder meer gezorgd voor de aanleg van een meterkast, het ophangen van spotjes, het in elkaar zetten van een keukenkast en het meehelpen met het maken van een wand. Hij heeft niet het soort werkzaamheden uitgevoerd dat Quatro uitvoert. [de werknemer] heeft nimmer, noch voor, noch na zijn ontslag, klanten of relaties van Quatro benaderd voor zijn eigen zaak. Vanaf 10 april 2023 heeft hij niet meer als zzp’er gewerkt. Hij is per die datum op basis van een jaarcontract in dienst getreden bij RTHA . De door partijen gesloten arbeidsovereenkomst kent weliswaar een algemeen verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden, maar het betreffende beding is in strijd met artikel 7:653a BW en daarom nietig. Het gebruik van de bedrijfsauto voor privé was toegestaan. Daartoe wordt ook de volgens de belasting verplichte bijtelling op de loonstrook gedaan. Te concluderen is aldus dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven, zodat ten deze sprake is van een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. [de werknemer] kan om die reden aanspraak maken op de vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 e.v. BW. Het gaat hierbij om een bedrag ad € 15.487,81 bruto. Hij kan verder aanspraak maken op de transitievergoeding ad € 17.360,39 bruto. Daarnaast heeft Quatro hem nog te betalen de vakantietoeslag ad € 1.980,32 bruto en de 20 opgebouwde, niet genoten vakantiedagen ad € 3.072,60 bruto. Overigens voert [de werknemer] nog het volgende aan. Hij betwist dat hij bestanden en gegevens van Quatro heeft weggenomen. Hij liep wel aan tegen het feit dat hij op zijn door Quatro ter beschikking gestelde laptop niet alle bijlagen en e-mails kon openen die hij nodig had voor zijn werk bij haar. Hij heeft dit bij herhaling aangekaart bij de afdeling ICT, maar die kwam nooit met een goede oplossing. Om die reden heeft hij de betreffende e-mails e.d. doorgezonden naar zijn eigen e-mailadres, alwaar hij de betreffende documenten wel kon openen, zodat hij verder kon met zijn werk. Hij heeft deze documenten niet gebruikt om deze te delen met derden en evenmin voor eigen gewin. Hij heeft het overeengekomen geheimhoudingsbeding niet geschonden. Het enkele feit dat hij zakelijke e-mails heeft doorgezonden naar zijn privé account is daarvoor onvoldoende. RTHA is overigens geen relatie van Quatro . Quatro voerde weliswaar werkzaamheden uit bij RTHA , maar dit liep via [klant] , die hoofdaannemer was. Bij RTHA voert [de werknemer] niet het soort werkzaamheden uit dat hij voor Quatro bij RTHA uitvoerde. Het overeengekomen concurrentiebeding is niet overtreden.
2.3
Quatro verzoekt om de afwijzing van de verzoeken van [de werknemer] . Daartoe voert zij het volgende aan. Zij heeft een beveiligingsbedrijf en werkt voor diverse klanten, waaronder RTHA . Om in de beveiligingsbranche werkzaam te kunnen zijn moeten haar medewerkers voldoen aan diverse (veiligheid)voorschriften. Daarnaast wordt van haar verlangd dat zij de toegang tot geheime data strikt reguleert. [de werknemer] is op 30 augustus 2011 bij Quatro in dienst getreden. Zijn arbeidsovereenkomst loopt vanaf 1 januari 2013 voor onbepaalde tijd. [de werknemer] werkte bij Quatro in de functie van [functie] . Zijn functie is te kwalificeren als een vertrouwensfunctie. In de uitoefening van zijn functie, bij onder meer RTHA , had hij toegang tot vertrouwelijke informatie van Quatro en haar klanten. Alvorens te kunnen gaan werken is [de werknemer] gescreend door de AIVD. Tijdens een op 2 februari 2023 met Quatro gevoerd telefonisch gesprek heeft [de werknemer] te kennen gegeven dat hij zich zou storen aan opdrachtgevers en collega’s en geen zin meer had om te blijven werken voor Quatro . In het weekend dat daarop volgde kreeg Quatro de e-mailcorrespondentie onder ogen van [de werknemer] met [klant] over de werkzaamheden bij RTHA . Quatro is geschrokken van de toon waarop [de werknemer] met [klant] communiceerde. Vervolgens kreeg zij van een van haar andere relaties te horen dat [de werknemer] zich als zzp’er onder de naam [eenmanszaak] had ingeschreven bij de Kamer van Koophandel voor de uitvoering van het soort werkzaamheden dat ook Quatro verzorgt. Op het tijdstip waarop hij zich heeft ingeschreven, had hij voor Quatro werkzaam moeten zijn, althans was hij ziek. Op 7 februari 2023 hebben partijen met elkaar gesproken. [de werknemer] stelde zich tijdens dit gesprek ongeïnteresseerd en nonchalant op. Quatro heeft hem toen geschorst. Vervolgens heeft Quatro hem bij brief d.d. 8 februari 2023 op staande voet ontslagen. Met betrekking tot de daarin genoemde ontslaggronden voert Quatro verder het volgende aan. Door met [klant] te communiceren zoals [de werknemer] heeft gedaan, heeft hij in strijd met het personeelshandboek gehandeld, waarin onder meer is geschreven:
De klant is koning (…) We blijven correct en vriendelijk, ook al is die ander dat niet. Tijdens het gesprek van 7 februari 2023 heeft [de werknemer] bevestigd dat hij een eigen bedrijf was gestart waarmee hij, zonder dat hij Quatro daarover had geïnformeerd, het soort werkzaamheden verrichtte dat hij ook voor Quatro verrichtte, met gebruikmaking van het gereedschap en de bedrijfsauto van Quatro . Gebleken is dat [de werknemer] verschillende relaties, waaronder Lobeco fire + security B.V. en Technische Unie B.V., van Quatro heeft benaderd met de bedoeling om werk te regelen. In het personeelshandboek is bepaald dat de bedrijfsauto uitsluitend voor zakelijk doeleinden mag worden gebruikt en onder voorwaarden voor privé. Quatro heeft vastgesteld dat [de werknemer] gedurende de laatste periode van zijn dienstverband structureel minder werkte dan was overeengekomen. Hij was onder werktijd veelvuldig bezig met nevenactiviteiten / privézaken. Gebleken is verder dat [de werknemer] zichzelf per e-mail een grote hoeveelheid geheime, bedrijfsgevoelige en/of vertrouwelijke klantinformatie heeft toegezonden. Gebleken is ook dat [de werknemer] vanaf begin 2023 bezig was met een sollicitatietraject bij RTHA en dat hij op 10 april 2023 bij haar in dienst is getreden. In de periode daarvoor is hij doende geweest met het verzamelen van extreem vertrouwelijke informatie betreffende deze klant. Te concluderen is aldus dat [de werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat Quatro hem terecht op staande voet heeft ontslagen. Voor zover [de werknemer] aanspraak zou kunnen maken op de gefixeerde schadevergoeding, is deze te stellen op een bedrag ad € 12.441,96 en de transitievergoeding op een bedrag ad € 12.745,07 bruto, omdat hij niet op 1 januari 2008, maar op 30 augustus 2011 bij Quatro in dienst is getreden.
2.4
Quatro verzoekt in deze procedure, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [de werknemer] te veroordelen om haar binnen 7 dagen na datum beschikking te betalen de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW ad € 5.331,73;
2. [de werknemer] te veroordelen om haar binnen 7 dagen na datum beschikking te betalen een bedrag ad € 4.173,13, welke bedrag hij aan haar verschuldigd is uit hoofde van een verkeersboete, schade aan de bedrijfsauto en studiekosten;
3. [de werknemer] te veroordelen om haar binnen 7 dagen na datum beschikking te betalen een bedrag ad € 5.000,= wegens overtreding van het verbod op nevenwerkzaamheden (artikel 10 van de arbeidsovereenkomst);
4. [de werknemer] te veroordelen om haar binnen 7 dagen na datum beschikking te betalen de boete wegens het niet inleveren van de bedrijfseigendommen (artikel 12 van de arbeidsovereenkomst) ad € 500,= per dag of gedeelte daarvan in de periode vanaf 9 februari 2023 tot en met 22 mei 2023 begroot op een bedrag ad € 144.500,=;
5. [de werknemer] te gelasten, op straffe van een aan Quatro toekomende boete ad € 50.000,= per overtreding, zich te onthouden van het op welke wijze dan ook (verder) verspreiden van de bescheiden die door hem van Quatro zijn weggenomen;
6. [de werknemer] te gebieden om, op straffe van een aan Quatro Systems toekomende boete ad € 50.000,= per overtreding, over te gaan tot de vernietiging van alle geheime en vertrouwelijke bestanden en documenten, inclusief de daarop gebaseerde en daarvan afgeleide bescheiden die afkomstig zijn van Quatro (niet zijnde de normale arbeidsovereenkomst, loonstroken e.d.);
7. [de werknemer] te veroordelen om haar, wegens de overtreding van het concurrentiebeding (artikel 9 van de arbeidsovereenkomst), binnen 7 dagen na datum beschikking te betalen een boete ad € 95.000,=;
8. [de werknemer] te gelasten met onmiddellijke ingang alle met Quatro concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden, waaronder diens inschrijving bij de Kamer van Koophandel en de werkzaamheden voor RTHA , op straffe van een boete ad € 5.000,= per overtreding te vermeerderen met € 500,= per dag of gedeelte daarvan dat deze overtreding voortduurt;
9. voor recht te verklaren dat door [de werknemer] in de aanloop naar het ontslag onrechtmatig jegens Quatro Systems heeft gehandeld uit hoofde waarvan hij aansprakelijk is voor de schade die Quatro daardoor heeft geleden, tot op heden begroot op € 45.327,13 + PM;
10. [de werknemer] te veroordelen om aan Quatro te betalen de vergoeding voor de gemaakte incassokosten conform de WIK;
met veroordeling van [de werknemer] in de kosten van de procedure en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de diverse vorderingen vanaf de datum waarop deze opeisbaar waren, althans vanaf de 14e dag na de datum van de ten deze te geven beschikking.
2.5
Quatro legt het volgende aan haar verzoeken ten grondslag. Ten titel van gefixeerde schadevergoeding heeft zij van [de werknemer] te vorderen een bedrag ad € 5.331,73. Quatro heeft van [de werknemer] wegens een verkeersboete te vorderen een bedrag ad € 74,13. Wegens de schade die hij met de hem ter beschikking gestelde bedrijfswagen heeft gereden heeft Quatro van hem, overeenkomstig het bepaalde in het bedrijfshandboek, te vorderen een bedrag ad € 500,=. Op grond van de door partijen gesloten studieovereenkomst heeft Quatro van hem te vorderen een bedrag ad € 3.599,=. De opleiding die [de werknemer] heeft gevolgd, is geen opleiding in de zin van artikel 7:611a BW. Aangezien [de werknemer] vanaf 1 januari 2023, althans vanaf 6 januari 2023 het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden heeft overtreden, is hij de contractuele boete verschuldigd ad € 5.000,=. Op grond van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst was [de werknemer] verplicht om bij het einde van de overeenkomst de bij hem in bezit zijnde bedrijfseigendommen van Quatro bij haar in te leveren. [de werknemer] heeft dat niet gedaan, doordat hij de vele digitale documenten die hij bij Quatro heeft weggenomen, niet bij haar heeft ingeleverd. Berekend vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst tot en met 22 mei 2023 heeft Quatro in verband hiermee van [de werknemer] te vorderen de contractuele boetes van in het totaal € 51.500,= + PM voor de periode dat [de werknemer] na 22 mei 2023 in gebreke blijft met het teruggeven van de bedrijfseigendommen van Quatro . Aangezien [de werknemer] diverse bedrijfseigendommen, in de vorm van vertrouwelijke en geheime documenten e.d. heeft weggenomen, dient het [de werknemer] , op straffe van dwangsom ad € 50.000,= per overtreding, te worden gelast deze documenten niet (verder) te verspreiden. Voorts moet hij worden verplicht om deze documenten, op straffe van een dwangsom ad € 50.000,=, te vernietigen. Aangezien [de werknemer] het concurrentiebeding (artikel 9 van de arbeidsovereenkomst) heeft overtreden, door te werken voor een concurrent van Quatro (A.S. beveiligingstechniek) en voor haar relatie ( RTHA ) heeft Quatro van hem te vorderen de door hem verbeurde boetes ad € 95.000,=. [de werknemer] heeft in de aanloop van het ontslag onrechtmatig jegens Quatro gehandeld, zodat hij haar dient te vergoeden de (in paragraaf 105 van het herziene verweerschrift genoemde) kosten die Quatro in verband daarmee heeft moeten maken. Deze kosten, waaronder de in de akte d.d. 24 november 2023 genoemde kosten (paragraaf 41) van het bewijsbeslag dat Quatro onder [de werknemer] heeft doen leggen ad € 24.042,42 + PM, totaliseren op een bedrag ad € 45.327,13 + PM.
2.6
[de werknemer] verweert zich tegen de verzoeken van Quatro met hetgeen hij aan zijn verzoeken ten grondslag heeft gelegd. Hetgeen hij overigens heeft aangevoerd komt voor zover nodig hierna aan de orde.
2.7
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.8
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte producties staat het volgende vast. [de werknemer] is geboren op [geboortedatum] 1985 en is op 1 januari 2008 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Quatro , een bedrijf dat actief is in de beveiligingsbranche (inbraakbeveiliging en toegangscontrole en dergelijke) Deze overeenkomst, welke vanaf enig moment voor onbepaalde tijd is gaan lopen, is, zoals Quatro heeft gesteld en [de werknemer] onvoldoende heeft weersproken, geëindigd doordat [de werknemer] deze heeft opgezegd tegen 4 juli 2011, waarna hij op 30 augustus 2011 opnieuw in dienst is getreden bij Quatro in de functie van [functie] tegen een salaris ad (laatstelijk) € 3.094,31 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Deze overeenkomst is vanaf 1 januari 2013 voor onbepaalde tijd gaan gelden. Op deze arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Metaal en techniek technisch installatiebedrijf. Op 7 februari 2023 heeft Quatro met [de werknemer] gesproken. In aansluiting daarop heeft zij hem bij brief d.d. 8 februari 2023 op staande voet ontslagen. De relevante gedeelten uit de ontslagbrief zijn geciteerd in rechtsoverweging 2.2 van deze beschikking. [de werknemer] stelt zich op het standpunt dat hem ten onrechte ontslag op staande voet is verleend, maar heeft daarin berust. Vast staat derhalve dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 8 februari 2023 tot een einde is gekomen. [de werknemer] heeft zich op 6 januari 2023 met ingang van 1 januari 2023 onder de naam [eenmanszaak] als eenmanszaak doen inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Zijn activiteiten zijn daarin omschreven als
Detailhandel via overige distributievormen, Installatie van elektrische apparatuur en Elektrotechnische bouwinstallatie. [de werknemer] heeft een grote hoeveelheid geheime, bedrijfsgevoelige en/of vertrouwelijke (klant)informatie, waaronder in het bijzonder ook op RTHA betrekking hebbende informatie, vanaf zijn zakelijke e-mailadres verzonden naar zijn privé e-mailadres. [de werknemer] is op 10 april 2023 voor de duur van 1 jaar in dienst getreden bij RTHA . Quatro heeft onvoldoende weersproken de stelling van [de werknemer] , dat RTHA niet een klant is van Quatro , maar dat zij via een derde ( [klant] ) in onder aanneming bij RTHA werkzaamheden heeft doen uitvoeren door (onder meer) [de werknemer] . Ook dit wordt daarom als vaststaand aangenomen. Quatro heeft in of omstreeks mei 2023 ten laste van [de werknemer] conservatoir bewijsbeslag doen leggen op de in haar beslagrekest genoemde bescheiden (alle e-mails die [de werknemer] vanaf zijn zakelijk e-mailadres heeft verzonden naar zijn privé e-mailadres).
2.9
Bij de beantwoording van de vraag of Quatro [de werknemer] terecht op staande voet heeft ontslagen, is het volgende in aanmerking te nemen. Elk van de partijen is bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd daden, gedragingen of eigenschappen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De rechter moet alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, meewegen bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden, waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag voor hem heeft. Zelfs als deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
2.1
Quatro heeft blijkens haar hiervoor geciteerde ontslagbrief, met welke brief de ontslaggronden zijn gefixeerd, het volgende aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd:
a. [de werknemer] heeft per e-mail met een medewerker van [klant] gecommuniceerd op een wijze die qua toon en taalgebruik niet past binnen een professionele werkrelatie;
b. [de werknemer] heeft in strijd gehandeld met het in de arbeidsovereenkomst opgenomen verbod op nevenwerkzaamheden en het non-concurrentiebeding;
c. [de werknemer] heeft bij de uitvoering van zijn nevenwerkzaamheden gebruik gemaakt van de hem door Quatro ter beschikking gestelde bedrijfsauto en gereedschappen;
d. [de werknemer] heeft relaties van Quatro benaderd met het oog op het verwerven van werk voor zichzelf;
e. [de werknemer] heeft structureel minder gewerkt dan de overeengekomen arbeidstijd.
2.11
De kantonrechter overweegt over deze ontslaggronden het volgende:
1. [de werknemer] betwist dat hij, zoals Quatro stelt, met een medewerker van [klant] per e-mail heeft gecorrespondeerd op een wijze die qua toon en taalgebruik niet past binnen een professionele werkrelatie. Het gaat hier kennelijk om de e-mailcorrespondentie die Quatro bij haar akte d.d. 24 november 2023 als productie AAAG in het geding heeft gebracht. Uit de betreffende berichten d.d. 3 februari 2023 blijkt weliswaar dat [de werknemer] de Project Coördinator van [klant] op persoonlijke titel wel wat strak heeft aangesproken op het niet nakomen van de beloften die hij een derde had gedaan (
Persoonlijk vind ik dit echt schandalig hoe je deze man behandeld. Je belooft hem al sinds November dat je het gaat regelen, maar dat doe je vervolgens niet (…)), maar niet dat hij zich in zijn berichten schuldig heeft gemaakt aan ongepast taalgebruik. Deze e-mailcorrespondentie rechtvaardigt op zich niet het [de werknemer] gegeven ontslag op staande voet.
2. In artikel 10 van de op 22 januari 2013 door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst, welke artikel als opschrift heeft
Nevenwerkzaamheden, is het volgende bepaald:
Het is werknemer – zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van directie – tijdens de duur van deze arbeidsovereenkomst niet toegestaan al dan niet gehonoreerde werkzaamheden te verrichten of direct of indirect een belang te hebben bij enige onderneming of instelling. (…)Quatro voert aan dat dit verbod wordt gerechtvaardigd door diverse objectieve redenen, te weten het voorkomen van belangenverstrengeling, concurrentie door eigen medewerkers en het houden van toezicht op activiteiten in verband met diverse voor [de werknemer] en Quatro geldende wettelijke regels en voorschriften. [de werknemer] voert aan dat het beding niet wordt gerechtvaardigd door objectieve redenen. Wat Quatro bedoelt met
het voorkomen van belangenverstrengeling, heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende concreet toegelicht, zodat niet kan worden vastgesteld dat het beding hierdoor wordt gerechtvaardigd. De stelling van Quatro , dat het beding wordt gerechtvaardigd doordat hiermee wordt voorkomen dat haar door haar eigen werknemers concurrentie wordt aangedaan, is eveneens te passeren. Het belang dat zij bij non-concurrentie kan hebben, wordt immers beschermd door het bepaalde in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst, welk artikel als opschrift heeft
Geheimhouding / non-concurrentie, inhoudende:
Werknemer is verplicht absolute geheimhouding en non concurrentie te betrachten, zowel tijdens als na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omtrent hetgeen hem bij of in het kader van zijn werkzaamheden ten aanzien van Quatro Systems b.v. en de relaties daarvan ter ore is gekomen, dan wel is waargenomen. Non-concurrentie betreft een tijdspad van 12 maanden na beëindiging van arbeidsovereenkomst. (…)De stelling van Quatro dat het verbod op nevenwerkzaamheden haar de mogelijkheid biedt om toezicht te houden op de activiteiten in verband met diverse voor haar en [de werknemer] geldende wettelijke regels en voorschriften, is wederom zo algemeen geformuleerd, dat zonder een voldoende duidelijke toelichting, welke ontbreekt, niet is vast te stellen wat hiermee concreet wordt bedoeld. Ook hieraan zijn derhalve geen argumenten te ontlenen die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van een objectieve rechtvaardiging voor het verbod op nevenwerkzaamheden. Te oordelen is aldus dat dit verbod nietig is (artikel 7:653a BW).
3. Doordat [de werknemer] dit heeft erkend, staat vast dat hij in zijn vrije tijd voor een bevriende aannemer onder meer heeft gezorgd voor de aanleg van een meterkast, het ophangen van spotjes, het in elkaar zetten van een keukenkast en het meehelpen met het maken van een wand. Daarmee heeft hij Quatro geen concurrentie aangedaan, nu dit soort werkzaamheden niet eigen zijn aan de beveiligingsbranche. Feiten en omstandigheden die tot het oordeel kunnen leiden dat [de werknemer] tijdens zijn dienstverband het zojuist geciteerde non-concurrentieverbod wel heeft overtreden, zijn niet voldoende gebleken, zodat dit niet komt vast te staan. Daarbij is van belang dat uit de door Quatro bij haar akte d.d. 24 november 2023 in het geding gebrachte facturen (productie 29) niet (voldoende) blijkt dat hij dit verbod wel heeft overtreden. Al die facturen zijn gericht aan [bedrijf] en zien kennelijk op in het kader van de aannemerij uitgevoerde werkzaamheden. De twee afwijkende facturen zijn de facturen gericht aan de-bouwkundige (een factuur d.d. 14 februari 2023) en aan A.S. Beveiligingstechniek B.V. (een factuur d.d. 25 februari 2023). Dat bij deze facturen door [de werknemer] uitgevoerde beveiligingswerkzaamheden in rekening zijn gebracht is met deze facturen niet (voldoende) onderbouwd. Het enkele feit dat [de werknemer] zich 6 januari 2023 met ingang van 1 januari 2023 met zijn eenmanszaak heeft doen inschrijven bij de Kamer van Koophandel, kan op zich genomen niet tot het oordeel leiden dat hij Quatro is gaan beconcurreren en/of nevenwerkzaamheden is gaan verrichten.
4. Quatro stelt dat [de werknemer] bij de uitvoering van zijn nevenwerkzaamheden gebruik heeft gemaakt van de hem door Quatro ter beschikking gestelde bedrijfsauto en gereedschappen. [de werknemer] heeft aangevoerd dat hij de hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto ook voor privé mocht gebruiken, in verband waarmee hem de fiscale bijtelling in rekening is gebracht. Dat hem die bijtelling in rekening is gebracht, blijkt uit zijn door hem in het geding gebrachte salarisstrook. Voldoende aannemelijk is aldus dat hij zijn auto ook privé mocht gebruiken. Voor zover [de werknemer] bij de uitvoering van de zojuist (sub 3) genoemde werkzaamheden gebruik heeft gemaakt van het gereedschap van Quatro , was hem dat niet toegestaan. Dat enkele feit rechtvaardigt echter geen ontslag op staande voet, waarbij ook van belang is dat niet is gebleken dat Quatro hierdoor (wezenlijk) nadeel heeft geleden. Er had volstaan kunnen worden met een waarschuwing.
5. Quatro stelt dat [de werknemer] relaties van Quatro heeft benaderd met het oog op het verwerven van werk voor zichzelf. Zij verwijst in verband hiermee naar de e-mailcorrespondentie die zij als productie 12 in het geding heeft gebracht bij haar herziene verweerschrift. Zonder een nadere toelichting, welke niet is gegeven, blijkt hieruit niet dat [de werknemer] Technische Unie B.V. heeft benaderd voor het verwerven van eigen werk. Voor zover Quatro aanvoert dat [de werknemer] Lobeco fire + security B.V. of enigerlei andere partij om werk heeft gevraagd, is daarvoor onvoldoende bewijs geleverd.
6. Quatro stelt dat [de werknemer] structureel minder heeft gewerkt dan is overeengekomen. Daartoe verwijst zij naar het overzicht dat zij als productie 26 aan haar akte d.d. 24 november 2023 heeft gehecht, van welk overzicht zij tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 15 januari 2024 een nieuwe (inhoudelijk niet gewijzigde) versie in het geding heeft gebracht. Uit dat overzicht blijkt dat [de werknemer] in werktijd een grote hoeveelheid zakelijke informatie vanaf zijn zakelijk e-mailadres naar zijn eigen e-mailadres heeft gezonden. Welke tijd daaraan is besteed, blijkt niet uit het overzicht. Of het doorzenden van die informatie nodig was voor het werk, zoals [de werknemer] stelt en Quatro betwist, is niet duidelijk. Aangezien het gaat om het doorzenden van op de zakelijke mail beschikbare informatie, zal de daaraan bestede tijd echter beperkt zijn geweest. Verder blijkt uit het overzicht dat [de werknemer] , tijdens ziekte, zich op 6 januari 2023 te 14.15 uur heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Er is geen informatie van de arbo-arts waaruit blijkt dat [de werknemer] op dat tijdstip had kunnen werken, terwijl evenmin is gebleken dat [de werknemer] met deze actie zijn herstel heeft belemmerd of vertraagd. Aan het feit dat [de werknemer] zich op 6 januari 2023 heeft doen inschrijven bij de Kamer van Koophandel kunnen daarom geen gevolgen worden verbonden. Uit het zojuist bedoelde overzicht blijkt verder dat [de werknemer] tijdens werktijd tijd heeft besteed aan zijn sollicitatie bij RTHA (één sollicitatiegesprek van 1 uur + daarop twee e-mails in verband daarmee) en aan zijn nevenwerkzaamheden. Voor zijn sollicitatie bij RTHA had hij vrij moeten vragen, hetgeen hij, zoals Quatro onbestreden heeft gesteld, niet heeft gedaan, terwijl hij zich tijdens werktijd evenmin met zijn nevenactiviteiten had mogen bezig houden. Aangezien de daaraan bestede tijd beperkt moet zijn geweest, had dit moeten leiden tot een officiële waarschuwing met eventueel de inhouding van het loon voor de niet gewerkte tijd. Gelet op de ingrijpende gevolgen die een ontslag op staande voet heeft, in combinatie met onder meer de duur van het dienstverband (in feite vanaf 2008) en het feit dat niet is gebleken dat [de werknemer] zich gedurende werktijd eerder bezig heeft gehouden met privé aangelegenheid, heeft Quatro hem in verband hiermee niet ontslag op staande voet mogen verlenen.
2.12
Op grond van het vorenstaande is te oordelen dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zodat [de werknemer] aanspraak kan maken op de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW. In de toepasselijk CAO is over de opzegtermijn bepaald:
Werknemer en werkgever kunnen de arbeidsovereenkomst opzeggen. De opzegtermijnen die daarbij gelden zijn terug te vinden in de wet: art. 7:672 BW. De opzegging vindt plaats, met inachtneming van de opzegtermijn, tegen het einde van de maand bij een maandsalaris en tegen het einde van de vierwekenperiode bij een vierwekensalaris. Bij de berekening van de wettelijke opzegtermijn is in aanmerking te nemen dat de eerste voor onbepaalde tijd geldende arbeidsovereenkomst is afgelopen doordat [de werknemer] deze tegen 4 juli 2011 heeft opgezegd, waarna hij op 30 augustus 2011 opnieuw bij Quatro in dienst is getreden. Uit de parlementaire geschiedenis op artikel 7:672 BW (Kamerstukken II 1998/99, 26257, 7, p. 17) volgt dat bij de berekening van de opzegtermijn als startdatum geldt 30 augustus 2011. Per de ontslagdatum had de overeenkomst derhalve 11,44 jaar geduurd, zodat er een opzegtermijn geldt van drie maanden. Per 8 februari 2023 heeft Quatro de overeenkomst met inachtneming van deze opzegtermijn dus kunnen opzeggen tegen eind mei 2023, zodat de gefixeerde schadevergoeding is vast te stellen op een bedrag ad (3,77 maanden x € 3.094,31, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag) € 12.598,79 bruto.
2.13
Uit het vorenstaande vloeit verder voort dat [de werknemer] aanspraak heeft op de betaling van de transitievergoeding. Voor de berekening van de daarbij in aanmerking te nemen duur van de arbeidsovereenkomst is leidend het bepaalde in artikel 7:673 lid 4 sub b BW. Aldus is de vergoeding, conform de berekening van [de werknemer] , vast te stellen op een bedrag ad € 17.360,39 bruto.
2.14
Tussen partijen is niet in discussie dat [de werknemer] in verband met het vakantiegeld van Quatro heeft te vorderen een bedrag ad € 2.111,72 bruto. Dit bedrag wordt daarom toegewezen. Met betrekking tot de niet genoten vakantiedagen heeft Quatro volgens [de werknemer] met hem af te rekenen een bedrag ad € 3.072,60 bruto. Quatro heeft deze vordering erkend tot een bedrag ad € 785,66 bruto. [de werknemer] houdt vast aan het door hem genoemde bedrag ad € 3.072,60 bruto, omdat Quatro het door haar genoemde bedrag ad € 785,66 bruto niet heeft onderbouwd met de door haar bij te houden verlofadministratie (artikel 7:641 lid 2 BW). Nu Quatro dit heeft nagelaten, ofschoon het op haar weg heeft gelegen om hieraan te voldoen, heeft Quatro het door [de werknemer] genoemde bedrag ad € 3.072,60 bruto onvoldoende betwist, zodat het wordt toegewezen.
2.15
[de werknemer] heeft niet onderbouwd dat hij voor het verzochte bedrag ad € 1.153,99 buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Het daarop betrekking hebbende verzoek wordt daarom afgewezen.
2.16
De door [de werknemer] gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals hierna wordt vermeld.
2.17
Met betrekking tot de verzoeken van Quatro wordt het volgende overwogen.
2.18
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de door Quatro verzochte gefixeerde schadevergoeding niet kan worden toegewezen.
2.19
De vordering ad € 4.173,13 ziet op de posten die Quatro heeft genoemd in paragraaf 87 van haar herziene verweerschrift. Daarover wordt het volgende overwogen:
a. De vordering ziet voor een bedrag ad € 74,13 op een parkeerboete. [de werknemer] heeft gesteld dat hij deze inmiddels heeft voldaan. Quatro heeft dit niet (voldoende) bestreden. Als vaststaand wordt daarom aangenomen dat hij dit bedrag heeft voldaan.
b. De vordering ziet voor een bedrag ad € 500,= op schade aan de bedrijfsauto. Het is niet gesteld of anderszins gebleken dat deze schade is ontstaan door opzet of bewuste roekeloosheid van [de werknemer] (artikel 7:661 BW). De door Quatro gestelde schade kan daarom niet worden toegewezen.
c. De vordering ziet voor een bedrag ad € 3.599,= op de terugbetaling van de door Quatro voor [de werknemer] betaalde opleidingskosten. Daaraan legt zij ten grondslag de als productie 20 door haar in het geding gebrachte Studieovereenkomst d.d. 5 oktober 2022 tussen haar en [de werknemer] . Volgens deze overeenkomst heeft Quatro het recht om de door haar betaalde kosten in de in artikel 4 van de studieovereenkomst genoemde gevallen terug te vorderen. Geen van die gevallen doet zich ten deze voor, zodat ook dit deel van de vordering is af te wijzen.
2.2
Quatro verzoekt om de toewijzing van een bedrag ad € 5.000,= wegens de overtreding van het contractuele verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden. Dit verzoek kan niet worden toegewezen op grond van hetgeen hiervoor (in rechtsoverweging 2.11.2) is overwogen.
2.21
Quatro vordert op grond van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst d.d. 22 januari 2013 een boete ad € 500,= per dag, te rekenen vanaf 9 februari 2023, wegens het niet inleveren van de digitale bescheiden die [de werknemer] vanaf zijn zakelijk e-mailadres heeft verzonden naar zijn privé e-mailadres. Artikel 12 van die overeenkomst luidt als volgt:
De werknemer verplicht zich bij het beëindigen van het dienstverband aan de werkgever terug te geven, alle materialen, spullen en gereedschappen welke hij in zijn bezig heeft en welke eigendom zijn van de werkgever. Dit geldt ook voor alle schriftelijke bescheiden welke in zijn bezit zijn. Indien werknemer aan deze verplichting op eerste aanmaning van de werkgever niet of niet volledig voldoet, verbeurt hij een niet voor matiging vatbare boete van € 500,= per dag gedurende welke hij in gebreke blijft. Het lijkt er op dat deze bepaling ziet op het inleveren van stoffelijke zaken en niet ook op digitale informatie. Dat [de werknemer] niet heeft voldaan aan zijn verplichting om alle stoffelijke bedrijfseigendommen bij Quatro in te leveren, is niet voldoende gebleken. Er wordt daarom vanuit gegaan dat hij dat heeft gedaan. Hoe hij zou moeten voldoen aan het inleveren van de zich op zijn privé account(s) bevindende zakelijk e-mailberichten, is niet duidelijk gemaakt. Het terugzenden van de zich op zijn privé account(s) bevindende zakelijk berichten aan Quatro leidt in ieder geval niet tot het resultaat dat hij niet meer over die berichten beschikt. Waar het vervolgens om gaat, is dat [de werknemer] die berichten definitief uit zijn account(s) verwijdert, door deze te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 15 januari 2024 heeft [de werknemer] verklaard dat hij dat inmiddels heeft gedaan. Hij heeft toen verder laten blijken dat hij bereid is om Quatro in de gelegenheid te stellen om dit te controleren, door gezamenlijk zijn mailbox(en) te bekijken. In het licht hiervan is voldoende aannemelijk dat [de werknemer] de betreffende berichten definitief heeft vernietigd. Wat hier verder van zij, partijen zijn in ieder geval niet overeengekomen dat [de werknemer] bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst op straffe van verbeurte van boetes dient over te gaan tot de vernietiging van de zich in zijn privé mailbox bevindende zakelijk mails. Te oordelen is aldus dat de hier aan de orde zijnde boetes niet toewijsbaar zijn.
2.22
Quatro wil dat [de werknemer] zich op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 50.000,= onthoudt van het (verder) verspreiden van de digitale bescheiden die hij bij haar heeft weggenomen. Bij de beoordeling van dit verzoek is in aanmerking te nemen dat niet is gebleken dat [de werknemer] de betreffende informatie ooit met een of meer derden heeft gedeeld. Als vaststaand wordt daarom aangenomen dat hij dat niet heeft gedaan. Omdat hij dat niet heeft gedaan is niet uit te sluiten dat hij, zoals hij stelt en Quatro betwist, de betreffende berichten/de daarbij behorende bijlagen vanaf zijn zakelijke e-mailadres heeft verzonden naar zijn privé e-mailadres, omdat hij de bij die berichten behorende bijlagen niet geopend kreeg op de hem door Quatro ter beschikking gestelde laptop, terwijl hij die informatie wel nodig had voor het werk. Bij de beoordeling van het hier aan de orde zijnde verzoek is verder in aanmerking te nemen dat vast staat dat [de werknemer] de door Quatro bedoelde bescheiden inmiddels heeft vernietigd, zodat hij deze niet meer verspreiden kan. Het hier aan de orde zijnde verzoek is daarom af te wijzen.
2.23
Quatro verzoekt om [de werknemer] te gebieden, op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 50.000,= per overtreding, over te gaan tot de vernietiging van alle geheime en vertrouwelijke bestanden en documenten, inclusief de daarop gebaseerde en daarvan afgeleide documenten, die afkomstig zijn van Quatro . Nu vast staat dat [de werknemer] de digitale bescheiden heeft vernietigd, komt ook dit verzoek niet voor toewijzing in aanmerking.
2.24
Quatro verzoekt om voor recht te verklaren dat hij het in arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding (artikel 9 van de arbeidsovereenkomst) heeft overtreden, althans zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige concurrentie, met veroordeling van hem om aan haar te betalen de contractuele boete (artikel 11 van de arbeidsovereenkomst) ad € 5.000,= per overtreding. Volgens Quatro heeft [de werknemer] het concurrentiebeding 19 maal overtreden, zodat hij ten titel van boetes heeft te betalen een bedrag ad € 95.000,=. Hierover wordt het volgende overwogen. Artikel 9 van de arbeidsovereenkomst houdt in dat [de werknemer]
verplicht is (…) non concurrentie te betrachtengedurende een periode
van 12 maanden na beëindiging van arbeidsovereenkomst. Welke partijen in het kader van het non concurrentiebeding als concurrenten zijn te beschouwen, is in artikel 9 niet omschreven. In artikel 9 wordt weliswaar het begrip
relatiesgebezigd, maar dat alleen in relatie tot het in artikel 9 opgenomen geheimhoudingsbeding. Wat de aard en de strekking van het non concurrentiebeding is, is aldus niet vast te stellen, zodat ook niet is vast te stellen dat dit beding is overtreden. Voor zover met het beding is bedoeld dat [de werknemer] gedurende een periode van 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst geen werk mag verrichten dat vergelijkbaar is met het werk van Quatro , is, zoals is overwogen in rechtsoverweging 2.11.3 van deze beschikking, niet gebleken dat [de werknemer] dit soort werkzaamheden heeft verricht. Voor de stelling dat het [de werknemer] op grond van het non concurrentiebeding is verboden om na zijn ontslag in dienst te treden bij een partij ( RTHA ) voor wie Quatro als onderaannemer, in opdracht van een derde ( [klant] ), werkzaamheden heeft verricht, biedt het beding onvoldoende aanknopingspunten. Ook het hier aan de orde zijnde verzoek is dus af te wijzen.
2.25
Quatro verzoekt om [de werknemer] te gelasten om met onmiddellijke ingang alle met Quatro concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden, waaronder diens inschrijving bij de Kamer van Koophandel en de werkzaamheden voor RTHA , op straffe van een boete ad € 5.000,= per overtreding te vermeerderen met een bedrag ad € 500,= per dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt. Dit verzoek komt – behalve op grond van hetgeen hiervoor al is overwogen – niet voor toewijzing in aanmerking omdat de termijn waarvoor het non concurrentiebeding geldt, inmiddels is verstreken.
2.26
Quatro verzoekt om voor recht te verklaren dat [de werknemer] in de aanloop naar het ontslag onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, uit hoofde waarvan hij jegens haar aansprakelijk is voor de schade die zij daardoor heeft geleden, welke schade zij tot op heden begroot op een bedrag ad € 45.327,13 + PM. Ook dit verzoek kan niet worden toegewezen, omdat niet is gebleken [de werknemer] in de aanloop naar het ontslag onrechtmatig jegens Quatro heeft gehandeld. Het enkele feit dat hij vanaf zijn zakelijk e-mailadres zakelijk e-mails en/of bijlagen heeft verzonden naar zijn privé e-mailadres, leidt niet tot het oordeel dat hij het overeengekomen geheimhoudingsbeding heeft geschonden, omdat niet is gebleken dat hij de betreffende informatie met derden heeft gedeeld en/of deze informatie door zijn toedoen op andere wijze bij derden bekend is geworden. De in paragraaf 105 van het herziene verweerschrift genoemde kosten en de in paragraaf 51 van haar akte d.d. 24 november 2024 genoemde kosten in verband met het bewijsbeslag dat Quatro heeft doen leggen, blijven daarom voor haar rekening.
2.27
Uit het vorenstaande volgt dat ook het verzoek van Quatro met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten niet kan worden toewezen.
2.28
Quatro is de partij die in het ongelijk wordt gesteld in zowel de door [de werknemer] aanhangig gemaakte procedure als de procedure die zij tegen hem aanhangig heeft gemaakt. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van beide procedures.

3.Beslissing

De kantonrechter:
In de zaak van [de werknemer] tegen Quatro :
veroordeelt Quatro om aan [de werknemer] te betalen:
1. een bedrag ad € 12.598,79 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening;
2. een bedrag ad € 17.360,39 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2023 tot de dag der algehele voldoening;
3. een bedrag ad € 2.111,72 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening;
4. een bedrag ad € 3.072,60 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Quatro om aan [de werknemer] te verstrekken een deugdelijke bruto/netto specificatie met betrekking tot de zojuist sub 1 en 2 genoemde bedragen;
veroordeelt Quatro in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 1.779,=, waaronder begrepen een bedrag ad € 1.086,= voor het salaris van de gemachtigde van [de werknemer] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
In de zaak van Quatro tegen [de werknemer] :
wijst de verzoeken af;
veroordeelt Quatro in de kosten van de procedure, welke kosten aan de zijde van [de werknemer] tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 1.086,= voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. M. Nijenhuis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2024.