Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het verloop van de procedures
2.De beoordeling
ontvingen wij van onze klant [klant] een afschrift van de emailwisseling die u op vrijdag 03-02-2023 voerde met een van hun medewerkers. Van de door u in deze email naar onze klant gehanteerde toon en taalgebruik zijn wij behoorlijk geschrokken.
De klant is koning (…) We blijven correct en vriendelijk, ook al is die ander dat niet. Tijdens het gesprek van 7 februari 2023 heeft [de werknemer] bevestigd dat hij een eigen bedrijf was gestart waarmee hij, zonder dat hij Quatro daarover had geïnformeerd, het soort werkzaamheden verrichtte dat hij ook voor Quatro verrichtte, met gebruikmaking van het gereedschap en de bedrijfsauto van Quatro . Gebleken is dat [de werknemer] verschillende relaties, waaronder Lobeco fire + security B.V. en Technische Unie B.V., van Quatro heeft benaderd met de bedoeling om werk te regelen. In het personeelshandboek is bepaald dat de bedrijfsauto uitsluitend voor zakelijk doeleinden mag worden gebruikt en onder voorwaarden voor privé. Quatro heeft vastgesteld dat [de werknemer] gedurende de laatste periode van zijn dienstverband structureel minder werkte dan was overeengekomen. Hij was onder werktijd veelvuldig bezig met nevenactiviteiten / privézaken. Gebleken is verder dat [de werknemer] zichzelf per e-mail een grote hoeveelheid geheime, bedrijfsgevoelige en/of vertrouwelijke klantinformatie heeft toegezonden. Gebleken is ook dat [de werknemer] vanaf begin 2023 bezig was met een sollicitatietraject bij RTHA en dat hij op 10 april 2023 bij haar in dienst is getreden. In de periode daarvoor is hij doende geweest met het verzamelen van extreem vertrouwelijke informatie betreffende deze klant. Te concluderen is aldus dat [de werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat Quatro hem terecht op staande voet heeft ontslagen. Voor zover [de werknemer] aanspraak zou kunnen maken op de gefixeerde schadevergoeding, is deze te stellen op een bedrag ad € 12.441,96 en de transitievergoeding op een bedrag ad € 12.745,07 bruto, omdat hij niet op 1 januari 2008, maar op 30 augustus 2011 bij Quatro in dienst is getreden.
Detailhandel via overige distributievormen, Installatie van elektrische apparatuur en Elektrotechnische bouwinstallatie. [de werknemer] heeft een grote hoeveelheid geheime, bedrijfsgevoelige en/of vertrouwelijke (klant)informatie, waaronder in het bijzonder ook op RTHA betrekking hebbende informatie, vanaf zijn zakelijke e-mailadres verzonden naar zijn privé e-mailadres. [de werknemer] is op 10 april 2023 voor de duur van 1 jaar in dienst getreden bij RTHA . Quatro heeft onvoldoende weersproken de stelling van [de werknemer] , dat RTHA niet een klant is van Quatro , maar dat zij via een derde ( [klant] ) in onder aanneming bij RTHA werkzaamheden heeft doen uitvoeren door (onder meer) [de werknemer] . Ook dit wordt daarom als vaststaand aangenomen. Quatro heeft in of omstreeks mei 2023 ten laste van [de werknemer] conservatoir bewijsbeslag doen leggen op de in haar beslagrekest genoemde bescheiden (alle e-mails die [de werknemer] vanaf zijn zakelijk e-mailadres heeft verzonden naar zijn privé e-mailadres).
Persoonlijk vind ik dit echt schandalig hoe je deze man behandeld. Je belooft hem al sinds November dat je het gaat regelen, maar dat doe je vervolgens niet (…)), maar niet dat hij zich in zijn berichten schuldig heeft gemaakt aan ongepast taalgebruik. Deze e-mailcorrespondentie rechtvaardigt op zich niet het [de werknemer] gegeven ontslag op staande voet.
Nevenwerkzaamheden, is het volgende bepaald:
Het is werknemer – zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van directie – tijdens de duur van deze arbeidsovereenkomst niet toegestaan al dan niet gehonoreerde werkzaamheden te verrichten of direct of indirect een belang te hebben bij enige onderneming of instelling. (…)Quatro voert aan dat dit verbod wordt gerechtvaardigd door diverse objectieve redenen, te weten het voorkomen van belangenverstrengeling, concurrentie door eigen medewerkers en het houden van toezicht op activiteiten in verband met diverse voor [de werknemer] en Quatro geldende wettelijke regels en voorschriften. [de werknemer] voert aan dat het beding niet wordt gerechtvaardigd door objectieve redenen. Wat Quatro bedoelt met
het voorkomen van belangenverstrengeling, heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende concreet toegelicht, zodat niet kan worden vastgesteld dat het beding hierdoor wordt gerechtvaardigd. De stelling van Quatro , dat het beding wordt gerechtvaardigd doordat hiermee wordt voorkomen dat haar door haar eigen werknemers concurrentie wordt aangedaan, is eveneens te passeren. Het belang dat zij bij non-concurrentie kan hebben, wordt immers beschermd door het bepaalde in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst, welk artikel als opschrift heeft
Geheimhouding / non-concurrentie, inhoudende:
Werknemer is verplicht absolute geheimhouding en non concurrentie te betrachten, zowel tijdens als na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omtrent hetgeen hem bij of in het kader van zijn werkzaamheden ten aanzien van Quatro Systems b.v. en de relaties daarvan ter ore is gekomen, dan wel is waargenomen. Non-concurrentie betreft een tijdspad van 12 maanden na beëindiging van arbeidsovereenkomst. (…)De stelling van Quatro dat het verbod op nevenwerkzaamheden haar de mogelijkheid biedt om toezicht te houden op de activiteiten in verband met diverse voor haar en [de werknemer] geldende wettelijke regels en voorschriften, is wederom zo algemeen geformuleerd, dat zonder een voldoende duidelijke toelichting, welke ontbreekt, niet is vast te stellen wat hiermee concreet wordt bedoeld. Ook hieraan zijn derhalve geen argumenten te ontlenen die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van een objectieve rechtvaardiging voor het verbod op nevenwerkzaamheden. Te oordelen is aldus dat dit verbod nietig is (artikel 7:653a BW).
Werknemer en werkgever kunnen de arbeidsovereenkomst opzeggen. De opzegtermijnen die daarbij gelden zijn terug te vinden in de wet: art. 7:672 BW. De opzegging vindt plaats, met inachtneming van de opzegtermijn, tegen het einde van de maand bij een maandsalaris en tegen het einde van de vierwekenperiode bij een vierwekensalaris. Bij de berekening van de wettelijke opzegtermijn is in aanmerking te nemen dat de eerste voor onbepaalde tijd geldende arbeidsovereenkomst is afgelopen doordat [de werknemer] deze tegen 4 juli 2011 heeft opgezegd, waarna hij op 30 augustus 2011 opnieuw bij Quatro in dienst is getreden. Uit de parlementaire geschiedenis op artikel 7:672 BW (Kamerstukken II 1998/99, 26257, 7, p. 17) volgt dat bij de berekening van de opzegtermijn als startdatum geldt 30 augustus 2011. Per de ontslagdatum had de overeenkomst derhalve 11,44 jaar geduurd, zodat er een opzegtermijn geldt van drie maanden. Per 8 februari 2023 heeft Quatro de overeenkomst met inachtneming van deze opzegtermijn dus kunnen opzeggen tegen eind mei 2023, zodat de gefixeerde schadevergoeding is vast te stellen op een bedrag ad (3,77 maanden x € 3.094,31, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag) € 12.598,79 bruto.
De werknemer verplicht zich bij het beëindigen van het dienstverband aan de werkgever terug te geven, alle materialen, spullen en gereedschappen welke hij in zijn bezig heeft en welke eigendom zijn van de werkgever. Dit geldt ook voor alle schriftelijke bescheiden welke in zijn bezit zijn. Indien werknemer aan deze verplichting op eerste aanmaning van de werkgever niet of niet volledig voldoet, verbeurt hij een niet voor matiging vatbare boete van € 500,= per dag gedurende welke hij in gebreke blijft. Het lijkt er op dat deze bepaling ziet op het inleveren van stoffelijke zaken en niet ook op digitale informatie. Dat [de werknemer] niet heeft voldaan aan zijn verplichting om alle stoffelijke bedrijfseigendommen bij Quatro in te leveren, is niet voldoende gebleken. Er wordt daarom vanuit gegaan dat hij dat heeft gedaan. Hoe hij zou moeten voldoen aan het inleveren van de zich op zijn privé account(s) bevindende zakelijk e-mailberichten, is niet duidelijk gemaakt. Het terugzenden van de zich op zijn privé account(s) bevindende zakelijk berichten aan Quatro leidt in ieder geval niet tot het resultaat dat hij niet meer over die berichten beschikt. Waar het vervolgens om gaat, is dat [de werknemer] die berichten definitief uit zijn account(s) verwijdert, door deze te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 15 januari 2024 heeft [de werknemer] verklaard dat hij dat inmiddels heeft gedaan. Hij heeft toen verder laten blijken dat hij bereid is om Quatro in de gelegenheid te stellen om dit te controleren, door gezamenlijk zijn mailbox(en) te bekijken. In het licht hiervan is voldoende aannemelijk dat [de werknemer] de betreffende berichten definitief heeft vernietigd. Wat hier verder van zij, partijen zijn in ieder geval niet overeengekomen dat [de werknemer] bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst op straffe van verbeurte van boetes dient over te gaan tot de vernietiging van de zich in zijn privé mailbox bevindende zakelijk mails. Te oordelen is aldus dat de hier aan de orde zijnde boetes niet toewijsbaar zijn.
verplicht is (…) non concurrentie te betrachtengedurende een periode
van 12 maanden na beëindiging van arbeidsovereenkomst. Welke partijen in het kader van het non concurrentiebeding als concurrenten zijn te beschouwen, is in artikel 9 niet omschreven. In artikel 9 wordt weliswaar het begrip
relatiesgebezigd, maar dat alleen in relatie tot het in artikel 9 opgenomen geheimhoudingsbeding. Wat de aard en de strekking van het non concurrentiebeding is, is aldus niet vast te stellen, zodat ook niet is vast te stellen dat dit beding is overtreden. Voor zover met het beding is bedoeld dat [de werknemer] gedurende een periode van 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst geen werk mag verrichten dat vergelijkbaar is met het werk van Quatro , is, zoals is overwogen in rechtsoverweging 2.11.3 van deze beschikking, niet gebleken dat [de werknemer] dit soort werkzaamheden heeft verricht. Voor de stelling dat het [de werknemer] op grond van het non concurrentiebeding is verboden om na zijn ontslag in dienst te treden bij een partij ( RTHA ) voor wie Quatro als onderaannemer, in opdracht van een derde ( [klant] ), werkzaamheden heeft verricht, biedt het beding onvoldoende aanknopingspunten. Ook het hier aan de orde zijnde verzoek is dus af te wijzen.