In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 november 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin'. Eiser stelt dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend, omdat de beslistermijn overschreden is. Eiser heeft zijn aanvraag op 12 januari 2024 ingediend en verweerder heeft de ontvangst op 14 februari 2024 bevestigd. De beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiser heeft verweerder op 13 september 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog binnen twee weken een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt eiser de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.