In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder om een omgevingsvergunning te verlenen aan vergunninghouder voor het plaatsen van een damwand en een vlonder op zijn perceel. De omgevingsvergunning werd verleend met het primaire besluit van 19 november 2021 en het bestreden besluit van 15 maart 2023, waarbij verweerder bij het primaire besluit bleef, maar de motivering aanvulde. De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder en vergunninghouder.
De rechtbank oordeelt dat de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 28 juli 2021, en dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft. De rechtbank toetst de zaak aan de Wabo en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers betogen dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op nieuwe tekeningen die na de hoorzitting zijn ingediend. De rechtbank oordeelt dat dit gebrek in de voorbereiding kan worden gepasseerd, omdat eisers in beroep alsnog hun standpunten hebben kunnen inbrengen.
Eisers stellen verder dat de insteekwand van vergunninghouder niet voldoet aan het Bouwbesluit. De rechtbank concludeert dat verweerder het bouwplan toereikend heeft getoetst en dat er geen aanleiding is om de omgevingsvergunning te weigeren. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, maar verweerder moet wel het griffierecht aan eisers vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter en is openbaar uitgesproken op 23 december 2024.