ECLI:NL:RBDHA:2024:22777
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de executie van een vonnis in het strafrechtelijke hoger beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 december 2024 een verzoek om schorsing van de executie van een vonnis toegewezen. De verzoekster, die op 10 juli 2024 door de politierechter was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken wegens rijden tijdens de ontzegging van de rijbevoegdheid, had op 26 november 2024 hoger beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verzoekster mogelijk niet tijdig hoger beroep had ingesteld, de persoonlijke omstandigheden van de verzoekster zodanig waren dat de executie van het vonnis niet in overeenstemming was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De verzoekster had aangevoerd dat de executie van het vonnis zou leiden tot onherstelbare schade voor haar en haar kinderen, gezien haar zorg voor drie minderjarige kinderen en haar recente gezondheidsproblemen. De officier van justitie was van mening dat de verzoekster niet tijdig hoger beroep had ingesteld, maar verzette zich niet tegen de schorsing van de executie op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verzoekster. De rechtbank besloot dat de executie van het vonnis geschorst werd totdat er onherroepelijk op het hoger beroep was beslist.