ECLI:NL:RBDHA:2024:22774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
NL24.50161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 december 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Alkir, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door A. Hadfy-Kovâcs, had echter besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.

De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 31 december 2024 is het verzoek behandeld, maar de verzoeker is niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op dezelfde dag ook uitspraak had gedaan in een andere zaak (NL24.50160) die betrekking had op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 januari 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50161
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Alkir),

en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: A. Hadfy-Kovâcs).

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL24.50160, op 31 december 2024 op zitting behandeld. Verzoeker is, met het verzoek om schriftelijk af te doen, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.50160, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 december 2024 door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
03 januari 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.