AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor een veroordeelde terrorist met Marokkaanse nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2024 wordt het beroep van eiser, een Marokkaanse man, tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod van twintig jaar behandeld. Eiser was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden voor zijn betrokkenheid bij de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS). De rechtbank beoordeelt of de minister van Asiel en Migratie terecht heeft vastgesteld dat eiser een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor de fundamentele belangen van de samenleving. Eiser voert aan dat zijn medische omstandigheden en de opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregel niet zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat de gedragingen van eiser een bedreiging vormen en dat de terugkeer en inreisverbod gerechtvaardigd zijn. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor het terugkeerbesluit en inreisverbod in stand blijven.
Voetnoten
1.Wetboek van Strafrecht.
2.Artikel 62a, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
4.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, en zevende lid, aanhef en onder a, b, en c, van de Vw 2000 en artikel 6.5a, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
6.Algemene wet bestuursrecht.
7.Radicale Verlossing, wat Terroristen geloven, 2021 Prometheus, Amsterdam.
8.Terbeschikkingstelling.
9.Openbaar Ministerie.
10.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
12.Het arrest van het Hof van Justitie (het Hof) van 2 mei 2018, K. en H.F., ECLI:EU:C:2018:96.
13.Verdrag betreffende de Europese Unie.
16.Het arrest van het Hof van 11 juni 2015, Z.Zh. en I.O., ECLI:EU:C:2015:377.
19.het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 18 oktober 2006, Üner tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2006:1018JUD004641099.
20.Zie de arresten van het EHRM van 5 oktober 2000, Maaouia tegen Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2000:1005JUD003965298, paragrafen 39 en 40, en 8 juni 2006, Lupsa tegen Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2006:0608JUD001033704, paragraaf 63. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2591, rov 4.1.