ECLI:NL:RBDHA:2024:22705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
C/09/675893 / FA RK 24-8287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen inzake gebruik echtelijke woning en partneralimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2024 een beschikking gegeven in het kader van voorlopige voorzieningen. De vrouw heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om een voorlopige partneralimentatie van € 1.775,- per maand. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van forse spanningen tussen partijen en dat de vrouw geen mogelijkheden heeft om elders te verblijven. De rechtbank heeft daarom besloten dat het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toekomt, met ingang van 1 februari 2025, zodat de man tijd heeft om een nieuwe woning te vinden.

Daarnaast heeft de rechtbank de voorlopige partneralimentatie vastgesteld. De rechtbank heeft de behoefte van de vrouw berekend op basis van de hofnorm en het netto besteedbaar inkomen (NBI) van beide partijen. De behoefte van de vrouw is vastgesteld op € 3.389,- netto per maand, terwijl de draagkracht van de man is berekend op € 717,- per maand. Gezien het feit dat de aanvullende behoefte van de vrouw hoger is dan de draagkracht van de man, heeft de rechtbank de partneralimentatie vastgesteld op € 1.137,- bruto per maand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-8287
Zaaknummer: C/09/675893
Datum beschikking: 27 december 2024

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 18 november 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G. van der Steen in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.F. Braun in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, met zelfstandig verzoek;
  • het bericht van 20 december 2024, met bijlage, namens de man;
  • het bericht van 20 december 2024, met bijlagen, namens de vrouw.
Op 23 december 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en de man met zijn advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt ertoe dat:
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , met het bevel dat de man die woning per datum van de betekening van de te geven beschikking, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn of datum, dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie van € 1.775,- per maand wordt vastgesteld, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig te bepalen dat de man gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is gebleken dat partijen op dit moment beiden gebruik maken van de echtelijke woning, maar dat er al geruime tijd sprake is van forse spanningen tussen hen. Partijen verschillen van mening over wat de aanleiding hiervoor is. Beide partijen hebben verzocht om aan hen het uitsluitend gebruik toe te wijzen.
De rechtbank zal bepalen dat het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toekomt. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat het uitsluitend gebruik per 1 februari 2025 geldt, zodat de man de tijd krijgt om een nieuwe woning te vinden. Gebleken is dat de vrouw geen mogelijkheden heeft om elders te verblijven en gelet op haar WAO-uitkering heeft zij ook geen financiële middelen om op dit moment snel een andere woning te kunnen huren. De man heeft wel voldoende financiële middelen om een andere woning te huren en op de zitting heeft hij aangegeven dat hij tijdelijk bij vrienden terecht kan. Hoewel de man de angst heeft dat de vrouw de verkoop van de woning zal vertragen als zij daar verblijft, heeft de vrouw dit betwist. Deze voorlopige voorzieningenprocedure is niet geschikt om daar verder op in te gaan of over te beslissen. De verkoop van de woning kan indien nodig verder in de bodemprocedure worden besproken.
Voorlopige partneralimentatie
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een vaststelling van een voorlopige partneralimentatie in het kader van voorlopige voorzieningen. Deze vaststelling heeft het karakter van een ordemaatregel, waarbij het gaat om een eventuele bijdrage voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Daarbij is het uitgangspunt dat een summier onderzoek wordt gedaan en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de actuele situatie, voor zover de rechtbank daar voldoende inzicht in heeft.
Bij de vaststelling van de partneralimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie op in het Rapport Alimentatienormen (het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro's.
Ingangsdatum
De rechtbank zal als ingangsdatum 1 februari 2025 hanteren zodat de alimentatieverplichting samenvalt met het vertrek uit de woning.
Behoefte vrouw
De rechtbank zal de behoefte van de vrouw vaststellen aan de hand van de zogeheten hofnorm, inhoudende dat de behoefte van de alimentatiegerechtigde kan worden gelijkgesteld aan 60% van het NBI van partijen ten tijde van hun uiteengaan.
De vrouw en de man zijn het erover eens dat er wordt gerekend met de tarieven van 2024-II. Daarnaast zijn partijen het erover eens dat er aan de zijde van de vrouw wordt gerekend met een WAO-uitkering van € 1.306,- per maand, zodat de rechtbank daarvan uit zal gaan. Rekening houdend met de algemene heffingskorting berekent de rechtbank het NBI van de vrouw ten tijde van het uiteengaan van partijen op € 1.169,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Aan de zijde van de man zijn partijen het erover eens dat er wordt uitgegaan van een inkomen van € 82.180,- per jaar, zoals volgt uit de jaaropgaaf van 2023. Rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de man ten tijde van het uiteengaan van partijen op € 4.479,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Het NBGI van partijen bedraagt daarmee (€ 1.169,- + € 4.479,- =) € 5.648,- per maand. De behoefte van de vrouw bedraagt dan volgens de hofnorm € 3.389,- netto per maand (60% van € 5.648,- per maand).
Aanvullende behoefte vrouw
Op de hiervoor berekende netto behoefte van de vrouw van € 3.389,- dient haar huidige NBI in mindering te worden gebracht. Zoals hierboven is overwogen bedraagt het NBI van de vrouw € 1.169,- per maand.
De aanvullende behoefte van de vrouw bedraagt daarmee (€ 3.389,- minus € 1.169,- =)
€ 2.220,- netto per maand, zijnde € 4.261,- bruto per maand.
Draagkracht man
De rechtbank gaat voor de berekening van de draagkracht van de man in het kader van deze voorlopige voorzieningen uit van een salaris van € 57.639,- per jaar, zoals blijkt uit de cumulatieven van zijn salarisstrook van december 2024. Uit deze salarisstrook blijkt verder een eindejaarsuitkering van € 4.549,- per jaar, een pensioenpremie van € 7.159,- per jaar, een WIA hiaat van € 104,- per jaar en een inhouding WIA van € 75,- per jaar. Daarnaast blijkt uit de salarisstrook van de man van oktober 2024 dat hij tot en met die maand
€ 7.350,- aan provisie heeft ontvangen. Op de zitting heeft de man aangegeven dat hij per kwartaal provisie ontvangt. De rechtbank acht het daarom redelijk om uit te gaan van een provisie van [(7.350 / 10) x 12 =) € 8.820,- per jaar.
Rekening houdend met 8% vakantietoeslag, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het huidige NBI van de man op € 3.934,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht. De rechtbank zal, in lijn met het rapport van 2024, de draagkracht vaststellen aan de hand van de formule 60% [NBI – (0,3 x NBI + 1270)]. Bij een NBI van
€ 3.934,- resulteert dit in een draagkracht van de man van € 890,- per maand.
De man voert een draagkrachtverweer en verzoekt rekening te houden met een aflossing van € 289,- aan de belastingdienst voor huwelijkse schulden en € 1.198,- voor de lasten van de echtelijke woning. De rechtbank ziet aanleiding om rekening te houden met de aflossing voor de belastingdienst. Hoewel de vrouw deze stelling van de man heeft betwist, heeft de man een brief van de belastingdienst overgelegd waaruit dit maandbedrag aan aflossing blijkt. De rechtbank zal geen rekening houden met de lasten van de echtelijke woning, nu de vrouw het uitsluitend gebruik toegewezen krijgt. De rechtbank gaat ervan uit dat zij de woonlasten betaalt, zoals de vrouw ook op de zitting heeft aangegeven. Daarbij komt dat de man op de zitting heeft verklaard dat de vrouw altijd de administratie deed, zodat er geen reden is om te twijfelen aan de toezegging van de vrouw.
Het bovenstaande brengt met zich mee dat de draagkracht van de man zal worden bepaald op 60% x [3.934 - (0,3 x 3.934 + 1.270 - 289)], zijnde € 717,- per maand.
Gebruteerd komt dit bedrag neer op € 1.137,- per maand. Omdat de aanvullende behoefte van de vrouw per maand hoger is dan de draagkracht van de man, wordt de vast te stellen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw begrensd tot de hoogte van de draagkracht van de man.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat met ingang van heden de man aan de vrouw een partneralimentatie van € 1.137,- bruto per maand zal betalen. Het meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] en beveelt mitsdien dat de man die woning per 1 februari 2025 dient te verlaten en verder niet mag betreden;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 februari 2025 voorlopig een partneralimentatie van € 1.137,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, rechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 27 december 2024.