In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen een moeder en een vader over het recht op omgang met hun minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.Y. Tsang, heeft verzocht om de vader het contact met het kind te ontzeggen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.N. Baldew, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift en een e-mail van de vader.
De ouders hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van een minderjarig kind, geboren in 2019. Bij een eerdere beschikking van 26 april 2023 was bepaald dat het kind om het weekend bij de vader zou zijn. Echter, na een incident in februari 2024 is er geen omgang meer geweest tussen het kind en de vader. Beide ouders hebben geen pogingen ondernomen om de omgang te hervatten, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om afspraken te maken over de omgang, wat cruciaal is voor de identiteitsontwikkeling van het kind.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het ontzeggen van het recht op omgang in het belang van het kind is, gezien de schadelijke gevolgen van een nieuwe faalervaring in de omgang. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder toegewezen en de vader het recht op omgang met het kind ontzegd, met de hoop dat de ouders in de toekomst in staat zullen zijn om afspraken te maken over de omgang.