ECLI:NL:RBDHA:2024:22687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
C/09/657687 / FA RK 23-8772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang tussen vader en kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen een moeder en een vader over het recht op omgang met hun minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.Y. Tsang, heeft verzocht om de vader het contact met het kind te ontzeggen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.N. Baldew, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift en een e-mail van de vader.

De ouders hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van een minderjarig kind, geboren in 2019. Bij een eerdere beschikking van 26 april 2023 was bepaald dat het kind om het weekend bij de vader zou zijn. Echter, na een incident in februari 2024 is er geen omgang meer geweest tussen het kind en de vader. Beide ouders hebben geen pogingen ondernomen om de omgang te hervatten, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om afspraken te maken over de omgang, wat cruciaal is voor de identiteitsontwikkeling van het kind.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het ontzeggen van het recht op omgang in het belang van het kind is, gezien de schadelijke gevolgen van een nieuwe faalervaring in de omgang. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder toegewezen en de vader het recht op omgang met het kind ontzegd, met de hoop dat de ouders in de toekomst in staat zullen zijn om afspraken te maken over de omgang.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8772
Zaaknummer: C/09/657687
Datum beschikking: 19 december 2024

Omgang

Beschikking op het op 23 november 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T.Y. Tsang te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.N. Baldew te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • het gewijzigd verzoekschrift;
  • de e-mail van 6 november 2024 namens de vader.
Op 28 november 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat en tolk A. Solomon, de vader met zijn advocaat en tolk B. Ogbanichael, en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 in [geboorteplaats 1] .
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast.
  • Bij beschikking van 26 april 2023 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – bepaald dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn om het weekend van zaterdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader haalt en brengt, en dat de ouders de schoolvakanties in onderling overleg dienen te verdelen.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt – na wijziging – om de vader het contact met [de minderjarige] te ontzeggen op grond van artikel 1:377a lid 3 jo. artikel 1:253a lid 2 BW, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft op de zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Op grond van artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Lid 3 van dit artikel bepaalt (voor zover hier van belang) dat omgang slechts wordt ontzegd indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. In februari 2024 heeft er een incident plaatsgevonden toen [de minderjarige] bij de vader was, waar beide ouders een andere visie op hebben. Sindsdien is er geen omgang meer geweest tussen [de minderjarige] en de vader. Zowel de moeder als de vader hebben, vanwege eigen redenen, geen pogingen gedaan om de omgang weer te hervatten. Gebleken is dat de omgang tussen [de minderjarige] en de vader in het verleden vaker is gestopt en weer gestart. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat dit zeer schadelijk is voor [de minderjarige] en haar ontwikkeling. De rechtbank heeft op de zitting onderzocht of er mogelijkheden zijn om een andere invulling aan de omgang te geven, maar er is geen enkele basis bij de ouders gebleken om de omgang weer op te starten, zelfs niet voor een aantal uren per twee weken. De ouders maken elkaar over en weer heel veel verwijten en lijken niet in staat om als volwassenen en ouders in het belang van [de minderjarige] afspraken te kunnen maken over omgang met de vader. Die omgang is wel heel belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] . Zoals de Raad op de zitting heeft aangegeven is een nieuwe faalervaring met de omgang met de vader echter nog schadelijker voor [de minderjarige] . De rechtbank ziet daarom op dit moment geen andere mogelijkheid dan om, in het belang van [de minderjarige] , het verzoek van de moeder toe te wijzen en de vader de omgang met [de minderjarige] te ontzeggen. De rechtbank hoopt dat de ouders in de toekomst wel in staat zijn om met elkaar afspraken te maken over de omgang en zich daar ook aan te houden.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 26 april 2023 van deze rechtbank – :
ontzegt de vader het recht op omgang met de minderjarige [de minderjarige] , geboren op
[geboortedag] 2019 in [geboorteplaats 2];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 december 2024.