ECLI:NL:RBDHA:2024:22677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
NL24.32387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eisers, bestaande uit een vader en zijn vrouw en kinderen, hebben op 21 november 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op deze aanvraag. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft geen verweerschrift ingediend. Op 16 augustus 2024 hebben eisers beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing door verweerder. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken en dat eisers verweerder op 27 mei 2024 in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een beslissing moet nemen op de aanvraag. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet hij binnen twintig weken na verzending van de uitspraak een beslissing nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,- en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL24.32387
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , eiser, V-nummer: [v-nummer] mede namens

[eiser 2], geboren op [geboortedag 1] 1999
[eiser 3], geboren op [geboortedag 2] 2018
[eiser 4], geboren op [geboortedag 3] 2020 tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker), en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 21 november 2023 ten behoeve van zijn vrouw en kinderen (overige eisers) een aanvraag ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet op tijd beslissen op deze aanvraag.
Op 16 augustus 2024 hebben eisers beroep ingesteld.
3. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.1
5. Tegen het niet tijdig beslissen staat beroep bij de rechtbank open.2
6. De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de beslistermijn is verstreken.3
7. De rechtbank stelt ook vast dat eisers verweerder bij brief van 27 mei 2024, ontvangen door verweerder op 29 mei 2024, hebben meegedeeld dat hij in gebreke is. Het beroep is daarom ontvankelijk en kennelijk gegrond.
1. Op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.
3 Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
8. Nu uit het dossier niet blijkt dat verweerder de stukken al heeft beoordeeld, bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak een beslissing moet nemen op de aanvraag4. Als verweerder binnen die termijn besluit tot nader onderzoek en als hij dit schriftelijk aan eisers meedeelt, dan moet hij binnen twintig weken na verzending van de uitspraak een beslissing nemen op de aanvraag
9. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.5
10. Nu de rechtbank niet is gebleken dat verweerder een besluit heeft genomen over de hoogte van de dwangsom zal de rechtbank alsnog de hoogte van de dwangsom vaststellen.6 De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder de ingebrekestelling op 29 mei 2024 heeft ontvangen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een dwangsom over 42 dagen is verbeurd. De hoogte van de verbeurde dwangsom is € 1.442,-.7
11. Gelet hierop is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 437,50 (1 punt x factor 0,5 x € 875,-) als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.8
4 Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2643 en ECLI:NL:RVS:2024:2644.
5 Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
6 Op grond van artikel 8:55c van de Awb.
7 Gezien het bepaalde in artikel 4:17, tweede lid, van de Awb.
8 Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Als verweerder binnen die termijn besluit dat nader onderzoek moet plaatsvinden en dit aan eisers schriftelijk is meegedeeld, dan moet het besluit binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 437,50;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
L. Sluis, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 november 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.