ECLI:NL:RBDHA:2024:22656
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Syrische eiser na eerdere afwijzing op grond van openbare orde
Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak van een Syrische eiser die een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. Eiser, die eerder een aanvraag had ingediend die op 14 juli 2021 was afgewezen, stelde dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormde. De minister van Asiel en Migratie had de eerdere aanvraag afgewezen op basis van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, omdat er ernstige redenen waren om te veronderstellen dat eiser zich schuldig had gemaakt aan bepaalde gedragingen. Eiser diende op 6 juli 2023 opnieuw een aanvraag in, maar deze werd op 1 oktober 2024 door de minister niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank beoordeelde het beroep van eiser tegen deze afwijzing. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe elementen waren die de aanvraag relevant maakten. Eiser had aangevoerd dat de minister ten onrechte had gesteld dat hij niet eerder had vermeld dat hij part-time had gewerkt, en dat er een motiveringsgebrek was. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende gemotiveerd had gereageerd op de zienswijze van eiser en dat de beroepsgronden van eiser niet tot vernietiging van het besluit konden leiden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht had op vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman en bekendgemaakt op 24 december 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.