In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 november 2022 zijn asielaanvraag heeft ingediend en dat de minister op 11 januari 2023 Duitsland heeft verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Duitsland heeft dit verzoek op 16 januari 2023 geaccepteerd, wat betekent dat Nederland uiterlijk zes maanden na deze datum, dus voor 17 juli 2023, verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister niet tijdig heeft beslist, maar dat de ingebrekestelling door eiser prematuur was. Dit komt doordat de beslistermijn van de asielaanvraag, die door een besluit van 27 september 2022 met negen maanden was verlengd, nog niet was verstreken op het moment dat eiser de ingebrekestelling indiende. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister.
De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman op 20 december 2024, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.