Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, beroep heeft ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel 'familie en gezin'. De rechtbank oordeelde dat de minister niet tijdig had beslist op deze aanvraag, wat in strijd is met de wettelijke termijnen. Eiser had de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep was terecht ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg de minister op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser.
De rechtbank besloot dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 187,-. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om een langere termijn op te leggen, ondanks het verzoek van de minister om dit te doen in verband met het fifo-principe. De rechtbank benadrukte dat de onderhavige aanvraag geen nareiszaak betrof en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijkende termijn rechtvaardigden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen. Indien de minister niet aan deze verplichting voldoet, zal hij de opgelegde dwangsom moeten betalen. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, wat de rechtbank heeft vastgesteld op basis van de ingeschakelde juridische hulp.