ECLI:NL:RBDHA:2024:22621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/2431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de doorhaling van de inschrijving in het BIG-register als fysiotherapeut

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de doorhaling van de inschrijving in het BIG-register als fysiotherapeut. De doorhaling vond plaats op basis van een primair besluit van 31 augustus 2023, waarbij verweerder de registratie van eiser heeft doorgehaald. Eiser heeft bezwaar aangetekend, maar het bestreden besluit van 12 februari 2024 bevestigde de doorhaling. De rechtbank heeft de zaak op 7 november 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

Verweerder heeft de registratie doorgehaald omdat eiser geen verzoek tot herregistratie heeft ingediend. Eiser betwist dit en voert aan dat zijn beperking (ADHD) hem belemmert in het effectief beheren van complexe administratieve processen. Hij stelt dat verweerder hem niet de nodige ondersteuning heeft geboden, waardoor de herregistratieprocedure voor hem niet toegankelijk was. Eiser meent dat hij wel aan het urencriterium heeft voldaan, maar dat deze uren niet allemaal zijn opgedaan tijdens een actieve BIG-registratie.

De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de BIG-registratie heeft doorgehaald. Eiser is tweemaal gewezen op de noodzaak om een herregistratie aan te vragen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank stelt vast dat eiser geen aanvraag tot herregistratie heeft ingediend en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hiertoe niet in staat was. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen griffierecht terugkrijgt of vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit en is openbaar uitgesproken op 5 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigden: mr. R. Kroes en mr. M. Ritzen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de doorhaling van de inschrijving in het BIG [1] -register als fysiotherapeut.
1.1.
Verweerder heeft deze registratie met het primaire besluit van 31 augustus 2023 doorgehaald. Met het bestreden besluit van 12 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de doorhaling gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Verweerder heeft de BIG-registratie van eiser als fysiotherapeut doorgehaald in het BIG-register, omdat eiser geen verzoek tot herregistratie heeft ingediend. Er is door verweerder niet inhoudelijk gekeken of aan voorwaarden voor herregistratie werd voldaan, omdat eiser geen aanvraag tot herregistratie heeft ingediend.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Door zijn beperking (ADHD [2] ) is eiser niet in staat om complexe administratieve processen effectief te beheren zonder adequate ondersteuning. Verweerder heeft deze ondersteuning niet aan eiser geboden ondanks herhaalde verzoeken. De herregistratieprocedure was voor eiser dan ook niet toegankelijk en uitvoerbaar. Verweerder heeft daarom in strijd, met de artikelen 3, 5 en 8 van de Wet BIG en de artikelen 2 en 3 van de Wgbh/cz [3] , gehandeld. Verder voert eiser aan dat hij wel aan het urencriterium heeft voldaan. Deze uren zijn alleen niet allemaal opgedaan tijdens een actieve BIG-registratie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de BIG-registratie terecht heeft doorgehaald. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
4.1.
Op grond van artikel 2 van het Besluit periodieke registratie van de Wet BIG wordt een inschrijving in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG na het verstrijken van een periode van vijf jaren doorgehaald, tenzij een aanvraag tot herregistratie is ingediend. Eiser is tweemaal [4] door verweerder erop gewezen dat hij een herregistratie moet aanvragen en dat zijn BIG-registratie wordt doorgehaald als hij dat niet uiterlijk op
30 augustus 2023 heeft gedaan. Vaststaat dat eiser geen aanvraag tot herregistratie heeft ingediend. Dat betekent dat de inschrijving van eiser als fysiotherapeut in het BIG-register op grond van het Besluit dient te worden doorgehaald. Eiser heeft deze conclusie niet betwist, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de aanvraag niet kon indienen vanwege een melding in het systeem dat hij niet aan het urencriterium voldeed. Verweerder heeft op zitting uitgelegd dat deze melding verschijnt als waarschuwing dat een aanvraag waarschijnlijk zal worden afgewezen en aanvragers niet onnodig €85,- aan leges gaan betalen. Het is echter wel mogelijk om een aanvraag in te dienen, ook als er niet aan de inhoudelijke criteria wordt voldaan.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser geen aanvraag tot herregistratie heeft ingediend. Voor zover eiser stelt dat het niet mogelijk was om voor de uiterste herregistratiedatum een aanvraag in te dienen, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser met de overgelegde medische stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om zelf een aanvraag in te dienen of hulp in te schakelen bij het indienen van de aanvraag. Uit de stukken is niet gebleken dat eiser als gevolg van zijn ADHD de registratieprocedure niet kan overzien of niet tot herregistratie in staat zou zijn. Bovendien heeft eiser op zitting verklaard dat hij wel een herregistratie kan indienen, maar dat hij deze aanvraag wegens de melding dat hij niet aan het urencriterium voldoet, niet heeft doorgezet. Nu eiser de aanvraag niet heeft doorgezet en de vraag of eiser voldoet aan het urencriterium om voor herregistratie in aanmerking te komen niet voorligt, zal de rechtbank de beroepsgronden die hier betrekking op hebben dan ook niet verder bespreken.
4.3.
Zoals ter zitting is besproken voldoet eiser niet aan de voorwaarden voor herregistratie op basis van gewerkte uren. Dit is de reden dat bij de poging een aanvraag in te dienen de melding verscheen dat hij niet aan het urencriterium voldoet. Dit laat echter onverlet dat het voor eiser mogelijk is een aanvraag te doen om herregistratie op grond van scholing, waarbij de mogelijkheid bestaat om deze scholing in aangepaste vorm te volgen, gelet op zijn medische omstandigheden. Ook in het bestreden besluit is dit aan eiser medegedeeld, waarbij eveneens een link is opgenomen naar de website van het BIG voor meer informatie.
4.4.
Voorts is gebleken dat ondanks het ontbreken van een aanvraag om herregistratie, eiser is gehoord in bezwaar om zijn bijzondere omstandigheden toe te lichten. Ook heeft verweerder eiser meermaals gewezen op de uiterste herregistratiedatum en geprobeerd met eiser mee te denken. Van een ongelijke behandeling of strijd met artikelen 2 en 3 van de Wgbh/cz, voor zover deze al van toepassing zijn, is de rechtbank dan ook geenszins gebleken.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg.
2.Attention Deficit Hyperactivity Disorder
3.Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.
4.Bij brief van 15 februari 2023 en 21 juni 2023.