ECLI:NL:RBDHA:2024:22620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/2378
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een urgentieverklaring voor huisvesting door de gemeente Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiseres, die tijdelijk bij haar oma verblijft, heeft de aanvraag ingediend omdat haar woonsituatie onveilig en ongeschikt is voor haar en haar baby. De gemeente Den Haag heeft de aanvraag afgewezen op basis van meerdere algemene weigeringsgronden, waaronder het feit dat er geen urgent huisvestingsprobleem zou zijn en dat het probleem op andere wijze opgelost kan worden. Eiseres betwist deze afwijzing en stelt dat de gemeente niet voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden rondom haar huisvestingsprobleem, waaronder huiselijk geweld en de slechte staat van de woning die haar vader voor haar heeft gekocht.

De rechtbank overweegt dat de gemeente beoordelingsruimte heeft bij het toekennen van urgentieverklaringen en dat de afwijzing van de aanvraag in dit geval niet onredelijk is. De rechtbank stelt vast dat eiseres een woning tot haar beschikking heeft, waardoor het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen. De rechtbank concludeert dat de gemeente in redelijkheid de algemene weigeringsgronden heeft kunnen tegenwerpen en dat de omstandigheden van eiseres niet dermate bijzonder zijn dat een urgentieverklaring verleend zou moeten worden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Celikkal),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R.D. Fehrmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 27 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd omdat haar woonsituatie onveilig en ongeschikt is voor haar en haar baby en haar psychische klachten hierdoor verergeren. Eiseres verblijft weliswaar bij haar oma, maar dat is slechts tijdelijk.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Zo is er geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem [1] , kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op andere wijze opgelost worden en had eiseres dit kunnen voorkomen [2] . Ook kon het huisvestingsprobleem worden voorzien [3] en kan het huisvestigingsprobleem niet of in onvoldoende mate worden opgelost met verhuizing naar andere zelfstandige woonruimte [4] .
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen. Verweerder heeft ten onrechte niet de aanleiding van het huisvestingsprobleem van eiseres meegewogen in de beoordeling van de aanvraag en in de bezwaarprocedure, terwijl de aanvraag is gedaan omdat eiseres vanwege huiselijk geweld het huis waar zij met haar ex partner woonde heeft verlaten. Zij is toen in de noodopvang terechtgekomen, waarna haar vader in een opwelling de woning voor haar heeft gekocht en daarom de slechte staat en onveiligheid van het huis niet heeft opgemerkt. Vanwege deze slechte staat kan eiseres hier niet in wonen. De gevolgen van de aankoop van de woning valt eiseres niet te verwijten. Verder gaat verweerder voorbij aan het feit dat een renovatie veel tijd en geld kost. Dat eiseres zich kan beklagen bij de verhuurder (haar vader), de huurcommissie of de kantonrechter is thans niet meer aan de orde, nu de huurovereenkomst is geëindigd op 31 maart 2024.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Algemene weigeringsgronden
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelingsruimte- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan het opgestelde beoordelingssysteem. Indien zich één van de algemene weigeringsgronden voordoet, wordt een urgentieverklaring door verweerder in beginsel geweigerd. Een inhoudelijke toets om te kijken of de woonsituatie van eiser door sociale of medische omstandigheden als levensbedreigend of ontwrichtend moet worden aangemerkt blijft in dat geval achterwege. Dit restrictieve beleid van verweerder is door de hoogste bestuursrechter [5] niet onredelijk geacht, vanwege het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het kleine aantal toewijsbare huurwoningen dat beschikbaar komt.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid de algemene weigeringsgronden, zoals bedoeld in artikel 4:5, onder b, c, d en g van de Verordening heeft kunnen tegenwerpen. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. De vader van eiseres heeft op 29 december 2022 een woning gekocht zodat eiseres daar kon wonen nadat ze in de noodopvang heeft verbleven. Eiseres heeft een huurcontract met haar vader afgesloten om deze woning te mogen huren. Eiseres heeft dus een woning tot haar beschikking, waardoor het huisvestingprobleem kon worden voorkomen. Dat eiseres niet in de woning verblijft vanwege de door haar gestelde slechte en onveilige staat van de woning, leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van eiseres dat de woning dermate onveilig is voor haar en haar kind vanwege de slechte staat heeft eiseres op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Bovendien is uit onderzoek dat verweerder heeft verricht niet gebleken dat bij de Haagse Pandbrigade meldingen zijn ontvangen dat de woning in staat van verval verkeert of niet voldoet aan de meest basale veiligheidsvoorschriften. Verweerder heeft bovendien terecht opgemerkt dat de door eiseres genoemde mankementen kunnen worden opgelost door onderhoud aan de woning te plegen. Dat onderhoud aan een woning tijd en geld kost en dat de gebreken ten tijde van de koop niet zichtbaar waren, maken niet dat zij voor een urgentieverklaring in aanmerking komt. Met een urgentieverklaring worden de onderhoudsproblemen niet opgelost. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres bij haar oma verblijft en dat zij heeft aangegeven dat haar oma haar niet op straat zal zetten, waardoor er geen urgent huisvestingsprobleem is.
Hardheidsclausule
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de afwijzing van de aanvraag niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard en verweerder dus geen gebruik heeft hoeven te maken van de hardheidsclausule. [6] Het is niet onredelijk dat verweerder alleen toepassing geeft aan de hardheidsclausule in zeer uitzonderlijke en schrijnende gevallen. Dat is ingegeven door het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden, die vaak al vele jaren als woningzoekende zijn ingeschreven.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aangevoerde omstandigheden van eiseres, zoals het huiselijk geweld, het feit dat zij ten tijde van de aanvraag zwanger was en de onbewoonbare staat van de woning, niet dermate bijzonder zijn dat in afwijking van de regelgeving, aan eiseres een urgentieverklaring dient te worden verleend. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat hoewel de woonsituatie van eiseres niet ideaal is, eiseres samen met haar zoontje een dak boven haar hoofd heeft. Daarnaast is het voor eiseres ook mogelijk om (na eventueel onderhoud) weer terug te verhuizen naar de woning die haar vader voor haar heeft gekocht.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, onder b van de Huisvestingsverordening Den Haag 2023 (hierna: de Verordening)
2.Artikel 4:5, onder c van de Verordening.
3.Artikel 4:5, onder d van de Verordening.
4.Artikel 4:5 onder g van de Verordening.
5.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857.
6.Zie artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019