Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Gebrek in het voortraject
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 17 januari 2024 was genomen, waarbij de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat zijn strafrechtelijke detentie eerder had moeten eindigen, namelijk op 16 januari 2024, en dat de vreemdelingenbewaring daarom ook eerder had moeten ingaan.
De rechtbank heeft de zaak op 29 januari 2024 behandeld, waarbij eiser al op transport was gesteld voor uitzetting. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet door eiser waren betwist en dat de motivering van de maatregel voldoende was. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante juridische bepalingen uit de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit besproken, en heeft vastgesteld dat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen en bevestigd dat de maatregel van bewaring op juiste gronden was opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 februari 2024.