ECLI:NL:RBDHA:2024:22608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/5462
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiser had op 3 april 2023 een aanvraag ingediend na slachtoffer te zijn geworden van een (poging) tot diefstal met geweld op 19 maart 2023, waarbij hij geslagen en geschopt werd. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat het letsel niet als ernstig werd aangemerkt volgens de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Na bezwaar werd de aanvraag gegrond verklaard en kreeg eiser een uitkering van €1.000,- toegekend, maar deze bleef beperkt tot letselcategorie 1.

Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn letsel in letselcategorie 2 moest worden geplaatst, gezien de ernst van het geweldsmisdrijf. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een hogere tegemoetkoming. De rechtbank wijst erop dat eiser niet de benodigde medische informatie heeft overlegd om zijn claim voor ernstig psychisch letsel te onderbouwen. Bovendien is eiser niet in behandeling bij een hulpverlener voor zijn psychische klachten, wat een vereiste is voor een hogere uitkering.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen gelijk krijgt. Dit betekent dat eiser geen terugbetaling van griffierecht ontvangt en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5462

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. A.D. den Besten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de tegemoetkoming uit letselcategorie 1.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 24 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 april 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en aan eiser een uitkering van €1.000,- toegekend.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en de gemachtigde van eiser zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft op 3 april 2023 een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds ingediend omdat hij op 19 maart 2023 slachtoffer is geworden van een (poging) tot diefstal met geweld, waarbij hij is geschopt en geslagen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser in eerste instantie afgewezen omdat het door eiser opgelopen letsel niet werd aangemerkt als ernstig letsel, zoals bedoeld in de Wet schadefonds geweldmisdrijven (hierna: Wsg). In bezwaar heeft verweerder een uitzondering gemaakt op de richtlijnen zoals beschreven in de letsellijst en eiser een tegemoetkoming toegekend vanwege de grote impact van het geweldsmisdrijf op eiser. Verweerder heeft deze tegemoetkoming echter beperkt tot letselcategorie 1 omdat niet is gebleken dat het letsel zodanig ernstig is dat het een hogere tegemoetkoming rechtvaardigt.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder had hetgeen eiser is overkomen in letselcategorie 2 moeten plaatsen, omdat het om een ernstig geweldsmisdrijf gaat. Het geweldsdelict heeft ernstige gevolgen gehad. Daarom kan worden aangenomen dat het gepleegde geweldsdelict een ernstig (psychisch) letsel tot gevolg heeft gehad.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg luidt: "Uit het fonds kunnen uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen."
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter heeft verweerder bij het toekennen van een uitkering op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg beslissingsruimte. [1] Verweerder heeft beleid gemaakt dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (Beleidsbundel). Daarin is genoemd de zogenoemde Letsellijst. De Letsellijst is ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen. De letsellijst maakt onderscheid tussen zes letselcategorieën, waaraan vaste uitkeringsbedragen zijn gekoppeld. Op basis van de ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepaalt het Schadefonds welke letselcategorie van toepassing is en welk uitkeringsbedrag hierbij hoort. De Beleidsbundel als ook de Letsellijst heeft verweerder gepubliceerd op zijn website.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een hogere tegemoetkoming. De stelling van eiser dat er sprake is van een zodanig ernstig misdrijf dat een ernstig psychisch letsel moet worden aangenomen en een tegemoetkoming uit letselcategorie 2 moet worden toegekend, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
5.1.
Volgens paragraaf 1.2 van de toepasselijke Beleidsbundel van 1 juli 2024 merkt verweerder letsel aan als ernstig indien het langdurige of blijvende ernstige medische gevolgen heeft. Volgens paragraaf 1.2.1 van de Beleidsbundel heeft verweerder medische informatie nodig om het letsel te kunnen beoordelen.
5.2.
Volgens paragraaf 1.2.3 van de Beleidsbundel kan verweerder op basis van de toedracht van het geweldsmisdrijf zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel vooronderstellen. Het gaat om een aantal geweldsmisdrijven, die op zichzelf zo ernstig zijn, dat ze vrijwel altijd een grote impact zullen hebben op het slachtoffer. Deze misdrijven, zoals mensenhandel en zedenmisdrijven, zijn opgesomd in het beleid.
5.3.
Eiser is slachtoffer geworden van een (poging) tot diefstal met geweld, waarbij hij is geslagen en geschopt. Dit is geen misdrijf waarbij zonder beoordeling van medische informatie een ernstig psychisch letsel kan worden voorondersteld. [2] Dat betekent dat het aan eiser is om het gestelde psychisch letsel met stukken te onderbouwen. Om voor een tegemoetkoming van letselcategorie 2 in aanmerking te komen moet sprake zijn van een diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel, gevolgd door een behandeling van maximaal 16 sessies. Eiser is voor zijn psychische klachten niet in behandeling bij een hulpverlener. Momenteel staat eiser wel op de wachtlijst voor een behandeling bij een psycholoog. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat indien eiser een diagnose en behandeling krijgt die in aanmerking komt voor een hogere uitkering, eiser een nieuwe aanvraag kan indienen.
Ten aanzien van de fysieke klachten overweegt de rechtbank dat evenmin met stukken is onderbouwd dat sprake is van fysiek letsel dat in een hogere categorie valt [3] dan hetgeen is toegekend.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
2.Zie “
3.Zie paragraaf 1.2.2. van het beleid en de