ECLI:NL:RBDHA:2024:22600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
C/09/677065 / JE RK 24-2233
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na incident bij de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 december 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de gecertificeerde instelling vertegenwoordigt. De minderjarige, geboren in 2019, heeft een belaste voorgeschiedenis en is erkend door de vader. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 28 augustus 2025.

De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder en de vader, elk met hun advocaat, aanwezig waren. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening, omdat de zorgen over haar veiligheid zijn toegenomen na een incident waarbij de vader onder invloed van alcohol was. De moeder heeft ingestemd met het verzoek, terwijl de vader verweer heeft gevoerd en een kortere termijn voor de machtiging heeft gevraagd.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De zorgen over de opvoedomgeving bij de vader zijn toegenomen, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige een veilige thuissituatie bij de pleegouders heeft. De beschikking verleent een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier maanden, met de mogelijkheid tot verdere behandeling van het verzoek door de meervoudige kamer. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/677065 / JE RK 24-2233
Datum uitspraak: 31 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.F.H. Tamboenan te Barendrecht,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.V. Paniagua te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 december 2024;
  • het e-mailbericht van de gecertificeerde instelling met bijlagen van 27 december 2024;
  • het e-mailbericht van de advocaat van de vader met bijlagen van 30 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat (via een videoverbinding).

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij haar vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 28 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Sinds mei 2024 woont [de minderjarige] bij de vader, nadat ze een tijdlang bij pleegouders heeft gewoond. [de minderjarige] gaat op dit moment elke twee weken nog een weekend naar het pleeggezin. De zorgen over [de minderjarige] zijn fors toegenomen nadat er kortgeleden een incident heeft plaatsgevonden. In de nacht van 10 op 11 december 2024 is de moeder door de vader gebeld, waarbij een vermoeden ontstond dat de vader onder invloed was van alcohol. Om die reden heeft de moeder contact opgenomen met de politie, waarna de politie de vader en zijn buurvrouw onder invloed van alcohol in de woning hebben aangetroffen. [de minderjarige] was bij de vader, terwijl hij niet in staat bleek te zijn om voor haar te zorgen. [de minderjarige] is vervolgens meegenomen naar de grootmoeder moederszijde. Na het incident is er telefonisch contact opgenomen met de vader. Tijdens het gesprek is gebleken dat de vader geen inzicht heeft in zijn eigen gedrag, wat ook geleid heeft tot het incident. Daarbij is er onvoldoende openheid en transparantie vanuit de vader, waardoor de gecertificeerde instelling zich zorgen maakt over de vraag of er meer onveilige situaties hebben plaatsgevonden. De vader is ervan overtuigd dat hij de zorg kan dragen en wil graag dat [de minderjarige] terug komt bij hem. Tot op heden lukt het niet om afspraken te maken met de vader. Daarbij heeft de vader onvoldoende gebruik gemaakt van de handvatten die hem geboden zijn. De zorgen zijn door de vader te allen tijde ontkent.
3.3.
[de minderjarige] kan op dit moment tijdelijk bij de tante en grootmoeder verblijven. Het is belangrijk dat er spoedig duidelijkheid voor [de minderjarige] komt. [de minderjarige] heeft meerdere uithuisplaatsingen meegemaakt, is getuige geweest van huiselijk geweld en heeft wisselende opvoedsituaties gekend. De gecertificeerde instelling acht het van belang dat [de minderjarige] rust, stabiliteit en behandeling krijgt voor wat zij tot nu toe mee heeft gemaakt. De pleegouders zijn de afgelopen jaren zeer betrokken geweest. Zij hebben altijd plek voor haar en kunnen haar op elk gewenst moment ophalen. [de minderjarige] heeft baat bij een veilige thuisbasis waarin haar opvoeders emotioneel en fysiek beschikbaar zijn. De gecertificeerde instelling heeft onvoldoende vertrouwen in plaatsing bij de vader en acht daarom een machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders noodzakelijk. Tevens is de gecertificeerde instelling van mening dat [de minderjarige] ook op de lange termijn – tot haar volwassenheid – het beste bij hen kan opgroeien, zodat zij niet verder wordt blootgesteld aan onveilige en instabiele situaties. Daarbij moet er een frequente omgangsregeling komen met beide ouders zodat [de minderjarige] het contact met hen blijft behouden. Ook dient [de minderjarige] contact te houden met de grootmoeder en tante moederszijde aangezien zij de afgelopen zeven maanden veel betrokken waren bij de zorg en een band met [de minderjarige] hebben opgebouwd.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. Het liefst wil de moeder dat [de minderjarige] bij haar komt wonen. Ze werkt hard aan zichzelf om te bewijzen dat ze de zorg over [de minderjarige] op termijn weer op zich kan nemen. Op korte termijn is [de minderjarige] het beste af bij de pleegouders, waar de moeder goed contact mee heeft. De moeder heeft liever dat [de minderjarige] bij de pleegouders zit dan bij de vader. De sociale omgeving van de vader heeft een slechte invloed op [de minderjarige] en door de alcoholproblematiek van de vader bevindt [de minderjarige] zich in een onveilige opvoedomgeving. Tevens hoopt de moeder dat zij een eerlijke kans krijgt bij het bepalen van het perspectief om te bewijzen dat zij de zorg kan dragen.
4.2.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. De termijn van de gevraagde machtiging is te lang. Er wordt verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor ten hoogste twee maanden en de rest aan te houden. [de minderjarige] heeft bij de vader een leven opgebouwd en wanneer zij weer wordt overgeplaatst zal dit leven weer instorten. Het is belangrijk dat de komende twee maanden gekeken wordt naar de concrete stappen die de vader kan zetten om de bedreigingen weg te nemen, zodat [de minderjarige] weer bij hem kan wonen. Het is te vroeg om na één incident te bepalen dat [de minderjarige] bij de pleegouders zal moeten opgroeien. De vader beschikt wel over voldoende opvoedvaardigheden en heeft zich de afgelopen tijd hard ingezet om een veilige opvoedomgeving te creëren. Hij erkent dat hij een fout heeft begaan door onder invloed te zijn in het bijzijn van [de minderjarige] . Echter ontkent de vader dat hij een drankprobleem heeft en drinkt hij, afgezien van het recente incident, niet in het bijzijn van [de minderjarige] . Op vragen van de rechter geeft de vader aan dat hij zal stoppen met drinken als dit het beste is voor [de minderjarige] . Er is een patroon ontstaan waarbij de moeder de vader aan het diskwalificeren is door middel van valse beschuldigingen. Het wordt erger gemaakt dan het in werkelijkheid is, maar de vader geeft toe dat hij tot verbetering zou kunnen komen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [de minderjarige] is een jong meisje dat al een zeer belaste voorgeschiedenis heeft. Bij de vader thuis zijn de zorgen de afgelopen tijd niet afgenomen, maar eerder toegenomen. Het incident heeft hieraan bijgedragen en heeft ervoor gezorgd dat [de minderjarige] niet meer bij de vader wil wonen. Zij geeft dat zelf duidelijk aan. Het is ook niet in haar belang om bij hem te blijven, nu er sprake is van een instabiele en onveilige opvoedomgeving. Het is zorgelijk dat de vader de zorgen in eerste instantie ontkent en niet open staat voor de hulpverlening. Tegelijkertijd ziet de kinderrechter ook dat de vader wel tot inzicht komt als hem de juiste vragen worden gesteld. Het is belangrijk dat de vader inzicht krijgt in zijn problematiek en gebruik gaat maken van de aangereikte handvatten. Hij zal de beste versie van zichzelf moeten zijn voor [de minderjarige] . Daar hoort niet bij dat hij te veel drinkt als gevolg waarvan [de minderjarige] weer van woonplek moet wisselen. Hij kan haar dat niet aandoen, en doet het toch. Het moet nu eens duidelijk worden dat dit niet kan. Met een probleem onderschatten is nog nooit iets opgelost, ook niet in het levensverhaal van [de minderjarige] . Het spreekt voor zich dat [de minderjarige] als jong meisje bij haar ouders – de één of de ander – thuis zou moeten zijn, maar dat moet dan wel kunnen. Het is frustrerend, verdrietig en ongelofelijk hard voor haar dat dat na zoveel beslissingen nog steeds niet kan. Ze woonde inmiddels weer bij de vader. Vervolgens is het misgegaan. Voor de vader gaat het er nu om of hij de vraag of hij er werkelijk álles aan heeft gedaan om de beste vader voor [de minderjarige] te zijn met ja kan beantwoorden en als dat niet zo is, wat hij daar dan aan gaat doen.
5.3.
[de minderjarige] heeft wel een veilige thuissituatie bij de pleegouders. Het is bijzonder dat de pleegouders zo blijvend betrokken zijn bij [de minderjarige] . Zij kan altijd bij hen terecht. Daarbij hebben de vader en de moeder goed contact met de pleegouders. Zij hebben er vertrouwen in dat de pleegouders het beste voor [de minderjarige] willen. De gecertificeerde instelling heeft aangevoerd dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij opgroeit bij de pleegouders tot aan de meerderjarigheid. De kinderrechter constateert dat de vraag naar het perspectief van [de minderjarige] besproken moet worden bij de meervoudige kamer. Omdat het niet wenselijk is dat [de minderjarige] tot aan het einde van de ondertoezichtstelling onduidelijkheid heeft over het vervolg van haar situatie, zal het verzoek voor vier maanden worden toegewezen en daarna verder worden behandeld door de meervoudige kamer waarbij ook het perspectiefbesluit besproken kan worden. Tot die tijd is het belangrijk dat beide ouders aan zichzelf blijven werken en alle handvatten gebruiken die er zijn om te laten zien dat zij voor [de minderjarige] kunnen zorgen.
5.4.
De kinderrechter zal het verzoek toewijzen voor de duur van vier maanden en voor het overige aanhouden tot aan de behandeling van de meervoudige kamer. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 31 december 2024 tot 30 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting bij
de meervoudige kamer, gelegen vóór 30 april 2025,tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de vader en zijn advocaat en de moeder en haar advocaat dienen te worden opgeroepen en verzoekt de gecertificeerde instelling om twee weken voor de zitting de rechtbank en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 8 januari 2025.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.