In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 december 2024, werd het verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige afgewezen. De minderjarige, geboren op [geboortedag] 2024, woont momenteel bij de vader, die in staat is om voor haar te zorgen met ondersteuning van zijn netwerk. De moeder, die eerder met de minderjarige bij een instelling verbleef vanwege haar middelenproblematiek, heeft haar zorg voor de minderjarige tijdelijk niet kunnen waarborgen. De kinderrechter oordeelde dat de vader voldoende zorg kan bieden en dat een plaatsing bij een pleeggezin niet noodzakelijk is. De kinderrechter benadrukte het belang van de samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling, en dat het wederzijds wantrouwen dat is ontstaan, niet in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter concludeerde dat de moeder hard werkt aan haar herstel en dat het van belang is dat zij de kans krijgt om haar rol als moeder te vervullen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de kinderrechter en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.