ECLI:NL:RBDHA:2024:22583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
23/5804
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en uitkeringsrecht in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.W.J.M. Janssens, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. D. Spiering - Kalay. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin werd medegedeeld dat zij per 28 februari 2023 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Dit besluit volgde op een eerdere ziekmelding van eiseres in november 2021, waarbij zij COVID-19 klachten had. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsartsen en de arbeidsongeschiktheid van eiseres beoordeeld. Eiseres stelde dat haar beperkingen niet adequaat waren vastgesteld en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen, vooral gezien haar psychische klachten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen aanleiding was om de medische beoordeling te betwisten. De rechtbank concludeerde dat de geduide functies passend waren voor eiseres en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5804

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering - Kalay).

Inleiding

Met het besluit van 27 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres laten weten dat eiseres per 28 februari 2023 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Met het besluit van 4 juli 2023 (het bestreden besluit) is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
Verweerder heeft gereageerd met een nader verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan de procedure
De eerste ziekmelding
1.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als klantadviseur DigiD voor ongeveer 25 uur per week. Eiseres heeft zich op 15 november 2021 ziekgemeld waarna zij per 7 februari 2022 ziek uit dienst is getreden. Eiseres heeft zich ziekgemeld met COVID-19 klachten.
1.2.
De verzekeringsarts heeft de ziekmelding van eiseres beoordeeld. Hiervoor heeft de verzekeringsarts eiseres gezien op het spreekuur van 5 augustus 2022, dossierstudie verricht en ontvangen informatie bestudeerd. De bevindingen zijn uiteengezet in het medisch onderzoeksverslag van 5 augustus 2022. In het rapport is vermeld dat uit het dossier en de bevindingen volgt dat er sprake is van moeheid en klachten die voorkomen bij long COVID. De verzekeringsarts overweegt dat eiseres nog belemmeringen ondervindt bij langdurig concentreren, omgaan met klanten, deadlines, problemen van anderen en grote verantwoordelijkheden. Als gevolg hiervan wordt eiseres arbeidsongeschikt geacht voor het eigen werk.
1.3.
De primaire verzekeringsarts heeft voor de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) eiseres gezien op het spreekuur van 12 januari 2023. Ook heeft hij het dossier bestudeerd. De bevindingen zijn uiteengezet in het medisch onderzoeksverslag van 13 januari 2023. In het rapport is vermeld dat uit het dossier en de bevindingen volgt dat er sprake is van meerdere diagnoses, namelijk post-covid syndroom, fibromyalgie en stemmingsstoornis. Als gevolg hiervan wordt eiseres arbeidsongeschikt geacht voor het eigen werk. Hierbij wordt rekening gehouden met de eerder aangenomen beperkingen en dus ook de urenbeperking voor maximaal 6 uur per dag en 30 uur per week. De beperkingen zijn neergelegd in de functionele mogelijkheden lijst (FML) van 13 januari 2023.
1.4.
De primaire arbeidsdeskundige heeft een arbeidsdeskundig onderzoek verricht en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van 26 januari 2023. De primaire arbeidsdeskundige heeft berekend dat het arbeidsongeschiktheidspercentage 22,27% is. Hieraan zijn de functies administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100), bezorger pakketten (SBC-code 111230) en productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) ten grondslag gelegd. Hierna heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.5.
Eiseres is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan. Eiseres stelt dat zij vanwege de door haar ondervonden psychische en fysieke klachten meer beperkt is dan is aangenomen door verweerder.
1.6.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) de belastbaarheid van eiseres heroverwogen op basis van het dossier en de door eiseres overgelegde informatie. De bevindingen zijn uiteengezet in de medische rapportage van 22 mei 2023. In het rapport is vermeld dat uit het dossier en de bevindingen volgt dat de primaire verzekeringsarts ruim tegemoet is gekomen aan de beperkingen van eiseres, onder andere middels het duiden van een urenbeperking. Volgens de verzekeringsarts b&b is niet gebleken van medisch objectieve afwijkingen die reden geven om meer beperkingen aan te nemen. De FML blijft hetzelfde.
1.7.
De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van het rapport van de verzekeringsarts b&b een arbeidsdeskundig onderzoek verricht en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van 30 mei 2023. Uit het rapport blijkt dat de geduide functies geschikt blijven en het arbeidsongeschiktheidspercentage ongewijzigd blijft. Hierna heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
De tweede ziekmelding
1.8.
Vanuit de WW-uitkering heeft eiseres zich per 14 april 2023 ziekgemeld (de tweede ziekmelding). De primaire arts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 22 mei 2023 en het dossier bestudeerd. De bevindingen van het onderzoek zijn uiteengezet in het medisch onderzoeksverslag van 2 juni 2023. De primaire arts heeft aanleiding gezien om aanvullende medische informatie op te vragen waarna een aanvullend medisch onderzoeksverslag is opgesteld op 3 juli 2023. De primaire arts overweegt dat er geen aanleiding wordt gezien om af te wijken van de FML van 13 januari 2023 en dat eiseres per datum ziekmelding geschikt wordt geacht voor de geduide functies. Eiseres is met het besluit van 4 juli 2023 per 3 juli 2023 hersteld gemeld.
1.9.
Eiseres heeft tegen het besluit van 4 juli 2023 bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres naar aanleiding hiervan tijdens de hoorzitting van 9 januari 2024 onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts b&b dossierstudie verricht en de verkregen informatie betrokken in de heroverweging. De bevindingen zijn uiteengezet in de medische rapportage van 6 februari 2024. De verzekeringsarts b&b volgt, op basis van het dossier en de bevindingen, het oordeel van de primaire arts. Er wordt ook overwogen dat het ervaren van meer klachten en belemmeringen niet automatisch leidt tot meer beperkingen, daarvoor dient sprake te zijn van voldoende consistentie en plausibiliteit met de verklarende diagnoses. Hierna heeft verweerder het besluit van 6 februari 2024 genomen waarbij eiseres per 3 juli 2023 hersteld wordt geacht. Eiseres heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld, zodat het in rechte is komen vast te staan.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 28 februari 2023 is (de datum in geding) naar aanleiding van de eerste ziekmelding.
De medische beoordeling
3. De rechtbank overweegt dat verweerder een besluit over arbeidsongeschiktheid mag baseren op een rapport opgesteld door een verzekeringsarts b&b. Dat kan anders zijn in het geval de betrokkene aannemelijk maakt dat dit rapport niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, inconsequenties bevat of onvoldoende is gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts b&b geldt dat een betrokkene in beginsel niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen met medische informatie.
4.1.
Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest en het besluit niet afdoende is gemotiveerd. De verzekeringsartsen hebben onterecht geen redenen gezien om verdergaande beperkingen aan te nemen. Gelet op de psychische klachten is er ten onrechte door de primaire verzekeringsarts geconcludeerd dat er geen aanwijzingen bestaan voor ernstige psychopathologie zoals een ernstige depressie. Uit de behandelovereenkomst en de verklaring van GZ-psycholoog Gopie van 24 april 2023 en 22 januari 2024 blijkt een DSM-5 diagnose depressieve stemmingsstoornis matig-ernstig. Eiseres vindt zodoende dat het voldoende medisch geobjectiveerd is dat zij aanvullend beperkt geacht moet worden ten aanzien van geen afleiding door activiteiten van anderen, werksituaties zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, emotionele problemen van anderen hanteren, samenwerken en beroepsmatig vervoer. Gelet op de vermoeidheidsklachten is er, naar aanleiding van de verklaringen van psychosomatisch-oefentherapeut Van der Boom-Aantjes van 16 februari 2023 en 23 mei 2023, een toename te zien. Een verdergaande urenbeperking, van 4 uur per dag en 20 uur per week, is zodoende meer passend.
4.2.
Verweerder voert aan dat voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van eiseres. Wat betreft de psychische klachten is in de primaire fase bekend geweest dat eiseres was doorverwezen in verband met het vermoeden van een depressie. In de bezwaarfase was reeds bekend dat er een behandelplan was opgesteld in verband met een depressieve stemmingsstoornis. De verzekeringsarts b&b rapporteert hierover dat de psycholoog vergelijkbare klachten vermeldde en er geen sprake is van nieuwe informatie. Hiervan vindt de verzekeringsarts b&b dat de primaire verzekeringsarts ruim is meegegaan in de klachten van eiseres, onder andere door het duiden van een urenbeperking. In het kader van de tweede ziekmelding van 14 april 2023 werd de informatie van de GZ-psycholoog ontvangen. De behandeling is dan wel door de gespecialiseerde GGZ geïndiceerd alleen is deze niet dermate ernstig dat er medicatie is voorgeschreven. Een stagnatie van het herstel van de psychische klachten past bij de onveranderde beperkingen en hier is door de primaire verzekeringsarts rekening mee gehouden.
4.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het medische onderzoek onzorgvuldig te achten. Eiseres is in de primaire fase tweemaal door een verzekeringsarts gezien op een spreekuur, éénmaal tijdens het eerste jaar en éénmaal bij de EZWb. Naar aanleiding hiervan hebben de verzekeringsartsen elk een medisch onderzoeksverslag opgesteld. Uit beide verslagen blijkt dat alle klachten van eiseres en alle beschikbare en door eiseres overgelegde informatie bij de beoordeling is betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft een rapportage opgesteld. Gelet op de al aanwezige en nog overgelegde informatie heeft de verzekeringsarts b&b afgezien van persoonlijk contact. Echter, niet is gebleken dat het onderzoek hierdoor onzorgvuldig is geweest nu alle klachten van eiseres, de gegevens verkregen tijdens de hoorzitting en alle beschikbare informatie bij de beoordeling zijn betrokken.
4.4.1
Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat nieuwe medische informatie niet is meegenomen in de beoordeling, terwijl die informatie wel van belang is voor de beoordeling in de nu voorliggende zaak. Eiseres wil daarom dat de rechtbank stukken die zijn opgenomen in het bezwaardossier van de tweede ziekmelding betrekt bij de hier voorliggende beoordeling. Hierbij gaat het eiseres om de nieuwe besmetting en de verergerde klachten in verband met COVID-19 en verergerde psychische klachten. Uit het medisch onderzoeksverslag van 6 februari 2024 blijkt namelijk dat eiseres tijdens het primaire spreekuur van 22 mei 2023, naar aanleiding de tweede ziekmelding, heeft gezegd dat er sprake was van een nieuwe besmetting met COVID-19 in februari 2023. Over de psychische klachten is in hetzelfde rapport opgenomen dat de psychische klachten soortgelijk zijn aan de klachten die eiseres eerder had ten tijde de EZWb en dat zij op een wachtlijst staat voor behandeling.
4.4.2
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres heeft in de bezwaarfase in de nu voorliggende zaak medische bezwaren ingebracht, onderbouwd met producties. Er heeft verder een hoorzitting plaatsgevonden op 8 mei 2023, (ruim) na de datum van de tweede ziekmelding. Alle informatie die in deze procedure beschikbaar was, is door de verzekeringsartsen meegenomen. Verweerder heeft er ter zitting verder met juistheid op gewezen dat het niet zo kan zijn dat hij informatie uit een latere procedure die betrekking heeft op een nieuwe ziekmelding en een (door eiseres gestelde) veranderde medische belastbaarheid moet betrekken bij de eerdere beoordeling. De rechtbank overweegt hieromtrent dat verweerder in een zaak als deze alleen rekening kan en mag houden met beperkingen die betrekking hebben op de datum in geding en die ten tijde van die beoordeling medisch objectiveerbaar zijn.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende deugdelijk gemotiveerd heeft dat er geen aanleiding bestaat voor het aannemen van meer beperkingen.
Wat betreft de lichamelijke belastbaarheid van eiseres zijn in de FML beperkingen opgenomen voor beschermende middelen, trillingsbelasting, hand- en vingergebruik, schroefbewegingen met hand en arm, buigen, frequent buigen tijdens het werk, duwen en trekken, tillen tijdens het werk, dragen tijdens het werk, lopen, lopen tijdens het werk, trappenlopen, klimmen, zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk, geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn en boven schouderhoogte actief zijn. Wat betreft de psychische belastbaarheid van eiseres zijn in de FML beperkingen aangenomen voor het persoonlijk functioneren, omgaan met conflicten en specifieke voorwaarden voor het sociaal functioneren. Wat betreft de energetische belastbaarheid van eiseres zijn in de FML beperkingen aangenomen voor ’s nachts niet werken, 6 uur per dag werken, 30 uur per week werken en het hebben van regelmatige werktijden. Uit het rapport en de aanvullende reactie van de verzekeringsarts b&b blijkt dat er geen reden is om een verdergaande beperkte belastbaarheid aan te nemen omdat er door de primaire verzekeringsarts afdoende rekening is gehouden met de belemmeringen en de lopende behandelingen van eiseres.
4.6.
De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van het bestreden besluit juist is.
De arbeidskundige beoordeling
5.1.
Eiseres voert aan dat de functies administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100), bezorger pakketten (SBC-code 111230) niet passend zijn omdat zij aanvullend beperkt geacht moet worden ten aanzien van geen afleiding door activiteiten van anderen, werksituaties zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, emotionele problemen van anderen hanteren, samenwerken en beroepsmatig vervoer. Haar stellingen heeft eiseres niet nader onderbouwd.
5.2.
Uitgaande van de juistheid van de FML is er geen aanleiding om te oordelen dat de geduide functies niet passend zijn voor eiseres. De rechtbank is daarom van oordeel dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres. Dit betekent dat ook het arbeidskundige onderdeel van het bestreden besluit in stand kan blijven.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.