ECLI:NL:RBDHA:2024:22580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
C/09/675857 / JE RK 24-2067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 19 december 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die de gecertificeerde instelling vertegenwoordigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen om de ontwikkeling van de minderjarige onverminderd aanwezig zijn, ondanks de inspanningen van de ouders. De moeder heeft te maken met persoonlijke problematiek en is momenteel dakloos, wat de contactmomenten met de minderjarige beïnvloedt. De grootouders, bij wie de minderjarige verblijft, zijn betrokken bij de zorg en opvoeding. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 14 januari 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens voor dezelfde periode. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de huidige zorgsituatie bij de grootouders wordt voortgezet, gezien de positieve ontwikkeling van de minderjarige. De moeder heeft aangegeven te willen werken aan haar situatie, maar de kinderrechter ziet op dit moment onvoldoende aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode te verlengen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 13 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/675857 / JE RK 24-2067
Datum uitspraak: 19 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de oma] ,
hierna te noemen: de oma,
en
[de opa] ,
hierna te noemen: de opa,
gezamenlijk te noemen: de grootouders (moederszijde),
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 november 2024;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 3 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de opa;
- [naam 1] , namens de gecertificeerde instelling.
De oma is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast de oma wel correct is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de heer [naam 2] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft bij de grootouders moederszijde.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 14 januari 2025 de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 14 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek schriftelijk en ter zitting als volgt gemotiveerd.
3.2.
De zorgen om de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn onverminderd aanwezig. De vader en de moeder doen hun best maar zijn door hun eigen problematiek en drukke agenda’s onvoldoende bereikbaar voor [de minderjarige] . Ook lukt het de moeder en de grootouders nog niet altijd om in het belang van [de minderjarige] op een positieve manier met elkaar te communiceren. Er wordt verder gezien dat de moeder soms in slaap valt tijdens de bezoekmomenten met [de minderjarige] . Zij heeft nog geen vaste woon- of verblijfplaats, waardoor zij geen vaste plek heeft om te slapen. Hierdoor zijn de contactmomenten ingekort van drie naar één uur. Wel is het contact tussen de moeder en [de minderjarige] erg liefdevol tijdens deze momenten en genieten zij beide duidelijk van het contact. Het is nu belangrijk voor [de minderjarige] om te weten waar hij aan toe is met betrekking tot zijn perspectief. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed bij zijn opa en oma, en het gaat goed op school. Er wordt sinds de vaststelling van het perspectiefbesluit niet meer gewerkt aan een thuisplaatsing. De gecertificeerde instelling heeft begin dit jaar een verzoek tot onderzoek gedaan aan de Raad naar de noodzaak voor een gezagbeëindigende maatregel voor de moeder. Dit onderzoek is afgerond. Het perspectief van [de minderjarige] ligt bij zijn opa en oma. Verzocht is moeders gezag te beëindigen. Dit verzoek zal op korte termijn door de rechtbank behandeld worden. De gecertificeerde instelling is van mening dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om het wonen van [de minderjarige] bij de grootouders en de regievoering van de gecertificeerde instelling te continueren.

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens de moeder geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Wel is er verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar. De advocaat van de moeder heeft daarbij verzocht de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, zodat er een nieuw toetsmoment kan komen. Het is van belang dat wanneer er wordt bepaald dat er geen gezagbeëindigende maatregel in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is, er opnieuw wordt gekeken naar waar zijn perspectief ligt. De moeder moet dan opnieuw de mogelijkheid krijgen om te laten zien dat zij haar leven op de rit heeft. De moeder heeft immers positieve stappen gezet en is hard aan de slag gegaan om haar omstandigheden te verbeteren. De moeder is druk bezig met een woning zoeken en wil meewerken aan drugstesten om te laten zien dat zij stabiel is. De moeder was soms vermoeid tijdens de bezoekmomenten door haar slaapapneu, maar wil deze momenten graag weer opbouwen. Uit de wettelijke grondslag van een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing volgt immers dat alle mogelijkheden voor een thuisplaatsing moeten worden benut. Een goede optie zou daarom zijn om te onderzoeken wat welke mogelijkheden een gezinsopname nog kunnen bieden.
4.2.
De opa heeft ingestemd met het verzoek. Het gaat goed met [de minderjarige] bij de grootouders thuis en op school. Er moet snel gewerkt worden aan een uitbreiding van de bezoekmomenten tussen [de minderjarige] en zijn moeder, want de opa merkt dat [de minderjarige] één uur te kort vindt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling. [1]
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de grootouders. Het gaat goed op school en hij is bezig met Words en Pictures om het gemis van zijn moeder mee te verwerken. De komende periode zal ingezet moeten worden op het verbeteren van de contactmomenten tussen [de minderjarige] en de moeder. Zij genieten zichtbaar van die momenten, waarbij er liefdevol contact is, maar de momenten worden soms verstoord door de vermoeidheid van de moeder. Verder heeft de hulpverlening een tijdje stilgelegen. De moeder vond het te zwaar om de hulpverlening voort te zetten nadat ze te horen had gekregen dat het advies van de Raad was om haar gezag te beëindigen. Het is dan ook noodzakelijk dat de jeugdbeschermer betrokken blijft, zodat zij kan zorgen dat de hulpverlening voor [de minderjarige] en de moeder kan worden doorgezet en zodat zij de regie kan voeren over (het uitbreiden van) de contactmomenten. De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar. [2]
5.3.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van één jaar noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [3]
5.4.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [de minderjarige] woont al drie en een half jaar bij de grootouders, en het is van belang dat die situatie wordt voortgezet. Anders dan de moeder ziet de kinderrechter geen reden om de machtiging voor zes maanden te verlengen en voor het overige aan te houden voor een toetsmoment. Recentelijk heeft de Raad geadviseerd om het gezag van de moeder over [de minderjarige] te beëindigen. Dat verzoek wordt begin februari 2025 behandeld door de rechtbank. Mocht het gezag van de moeder beëindigd worden, dan is een toetsmoment niet nodig. Mocht het gezag van de moeder niet beëindigd worden, dan is de vraag of er voldoende aanleiding is om over een half jaar de noodzaak van een machtiging uithuisplaatsing te beoordelen. Die aanleiding ziet de kinderrechter niet. De situatie van de moeder is afgelopen periode onvoldoende verbeterd. Zij heeft eerder in 2024 een terugval gehad in drugsgebruik, is nog steeds dakloos en de contactmomenten tussen haar en [de minderjarige] zijn helaas verder beperkt. De komende periode zal dan ook gewerkt moeten worden aan de (persoonlijke) problematiek van de moeder en het verder uitbreiden van de contactmomenten. Dat moet gebeuren vanuit de stabiele en fijne opvoedsituatie die [de minderjarige] heeft bij zijn opa en oma moederszijde. Het is daarom noodzakelijk dat de uithuisplaatsing voor de duur van één jaar wordt verlengd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 14 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 14 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 13 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
3.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.